dinsdag 10 november 2009

Heilige plaatsen

Gedurende de maanden mei tot en met september tekende ik afwezig op mijn blog. Het was een periode waarin ik uiteraard niet heb stil gezeten. Ondermeer vanwege de drukte van de voorbije maanden hebben nieuwe bijdragen lang op zich laten wachten. Enkele hoogtepunten:

Romereis

In het kader van 25 jaar Priester- en Diakenopleiding Bovendonk vertrok ik op 28 april samen met mijn medestudenten uit de bisdommen Rotterdam, Breda en uiteraard mijn eigen bisdom, Antwerpen, samen ook met de staf van de opleiding en de bisschoppen uit de betrokken bisdommen, voor een 8-daagse bedevaart naar Rome. Een greep uit het programma: bezoek aan de graven van Petrus en Paulus, de eeuwenoude basilieken, audiëntie bij de paus op woensdag. Rita Boeren, de persverantwoordelijke van het bisdom Antwerpen, ging ook mee en bracht dagelijks verslag uit. De afzonderlijke artikels zijn na te lezen via onderstaande links. Eén van de hoogtepunten van de reis (zo niet hét hoogtepunt) was voor mij persoonlijk het bezoek aan de Scavi, de opgravingen onder de Sint-Pietersbasiliek. Tijdens de viering op maandag in één van de fraai gedecoreerde zijkapellen van de Santa Maria Maggiore was ik acoliet: een bijzondere ervaring!

“Gods licht in het leven laten schijnen” (dinsdag 28 en woensdag 29 april)


“Heilige plaatsen” (maandag 4 mei)

Voor het beeldverslag, met foto’s die ikzelf maakte, maar ook van andere deelnemers, klik hier.

Het bisdom Breda zette een blog op over deze reis.


Diocesane bedevaart naar Beauraing

Op 1 juli was er de jaarlijkse bedevaart van ons bisdom naar Beauraing. Het verslag van de hand van Jef Leysen, één van mijn medeseminaristen, vindt u via deze link.

Op de bank met medeseminaristen Philippe en Michel en met Miguel

Op de foto met mgr. Johan Bonny, bisschop van Antwerpen

Op de foto met mgr. Paul Van den Berghe, bisschop emeritus van Antwerpen

Tijdens de ziekenzegening

Reis naar Polen en Slovakije

Juli betekende voor mij een paar weken welverdiende rust. Medeseminarist Stan en ik trokken er met de caravan op uit voor een rondreis door het zuiden van Polen en het Tatragebergte in Slovakije. De meeste foto’s in het beeldverslag zijn van commentaar voorzien. Onze eerste belangrijke stopplaats was Wrocław. Hier bezochten we ondermeer het woonhuis van Edith Stein. Verdere hoogtepunten: Kraków, Wadowice (de geboorteplaats van Karol Wojtyła), Auschwitz-Birkenau en het beroemde bedevaartsoord Częstochowa.

maandag 9 november 2009

Amedeo Cencini over de huidige roepingencrisis

De roepingencultuur moet volgens Cencini leiden tot meer spirituele mensen. Het katholicisme is volgens hem te veel verworden tot een ’activistisch christendom’. "Natuurlijk moeten we de tekenen des tijds lezen en aandachtig zijn voor de nood van de armen. Maar de eerste roeping van de christen is een spirituele mens te zijn, die verder kijkt dan wat zich aan hem opdringt. Aan zulke mensen heeft onze tijd grote nood".
(bron: www.rorate.com)

Voor het volledige artikel: zie http://www.rorate.com/nws.php?id=57930

zondag 18 oktober 2009

"Hij zou ons stilzwijgen over God niet verstaan"

Vandaag samen met mijn goeie vriend Miguel naar de dankviering voor de heiligverklaring van pater Damiaan geweest. Een grootse plechtigheid die plaats had in de nationale Heilig-Hartbasiliek van Koekelberg en rechtstreeks uitgezonden werd op Eén. Een aantal passages uit de homilie van kardinaal Godfried Danneels: “Pater Damiaan is heilig verklaard. Wat hij altijd geweest is, heeft de Kerk nu plechtig verklaard en ze heeft hem als navolgenswaardig voorbeeld aan de hele wereld voorgesteld. Hij die al als een held stond ingeschreven in het boek van de heldhaftige mensen, staat nu ook in het boek van al Gods lieve heiligen. God zij dank gezegd voor onze nieuwe heilige, want het zijn niet de mensen die een heilige maken: het is Gods werk. Het is genade. Zoals elke dauwdruppel het uitspansel weerspiegelt op zijn eigen wijze, zo doet ook elke heilige: hij toont een facet van Gods oneindige volmaaktheid. Kijken naar de heiligen is lezen in het prentenboek van Gods eigen kwaliteiten. We kijken dwars door de heiligen heen om God te zien. En om Hem na te volgen.” Hoe we St.-Damiaan kunnen proberen na te volgen? “Door ‘ja’ te zeggen op vragen die je nooit had verwacht, door erbij te blijven en niet weg te lopen, te geloven en te werken, nooit te zeggen: ‘Er is toch niets meer aan te doen’ en door niet te zwijgen over waar je het allemaal haalt, God niet dood te zwijgen." De kardinaal beklemtoonde dat Damiaan geen schrik had om over God te praten, om zijn geloof te onthullen. "Damiaan zou ons stilzwijgen over God niet verstaan." De kelk die Damiaan op het eiland Molokaï gebruikte, werd ook voor de dankviering van vandaag gebruikt. Feestelijke momenten zoals de dankviering voor de heiligverklaring van pater Damiaan zijn gebeurtenissen die de Kerk in ons land goed doen: een intens moment van ontmoeting, van samen vieren. Enkele sfeerbeelden die ik tijdens en na de plechtigheid maakte:

Bij de intrede, met centraal kardinaal Danneels en nog een paar andere Belgische bisschoppen. Rechts op de achtergrond nog een glimp van prinses Astrid.

Een man die ondermeer instond voor simultane vertaling.

Plechtige uittredeprocessie met in het midden de bekende Franse priester Guy Gilbert.

"Onze" bisschop Johan Bonny net achter de ambo

De altaarruimte na de plechtigheid


Samen met Miguel voor de basiliek, na afloop van de plechtigheid.

zaterdag 17 oktober 2009

Geloof en wetenschap

Een atheïstische professor in de wijsbegeerte sprak tot zijn klas over het probleem dat de wetenschap heeft met God, de almachtige. Hij vroeg een van zijn nieuwe christelijke studenten om op te staan en naar voren te komen.

Professor : Ben jij een christen?

Student : Ja meneer.

Professor : Dus je gelooft in GOD ?

Student : Absoluut, meneer.

Professor : Is GOD Goed ?

Student : Zeker.

Professor : Is GOD ALMACHTIG ?

Student : Ja.

Professor : Mijn broer is gestorven aan kanker terwijl hij GOD gebeden had hem te genezen.
De meesten van ons zouden anderen die ziek zijn helpen. Maar GOD deed dat niet. Is GOD dan wel goed geweest voor hem? Hmm?



(De student was stil)

Professor : Daar heb je geen antwoord op, he? Laten we eens opnieuw beginnen, jongeman. Is GOD Goed?

Student : Ja.

Professor : Is Satan goed ?

Student : Nee.

Professor : Waar komt Satan vandaan ?

Student : Van . . . GOD .. ...

Professor : Dat is juist. Zeg eens, is er kwaad in deze wereld?

Student : Ja.

Professor : Kwaad is overal, niet ? En GOD heeft alles gemaakt, Correct?

Student : Ja.

Professor : Wie heeft het kwaad gecreëerd ?

(Student geeft geen antwoord)

Professor : Is er ziekte? Immoraliteit? Haat? Lelijkheid? Al deze dingen bestaan in de wereld, toch?

Student : Ja, meneer.

Professor : Zeg eens, wie heeft dat allemaal geschapen?

(Student had geen antwoord)

Professor : De wetenschap zegt dat we 5 zintuigen hebben waarmee we de wereld om ons heen identificeren en waarnemen. Zeg eens . .. Heb jij ooit GOD gezien?

Student : Nee, meneer.
Professor : Zeg eens . .. Heb jij ooit je GOD gehoord?
Student : Nee, meneer.
Professor : Heb jij ooit GOD gevoeld, aangeraakt, geroken of geproefd? Heb je ooit enige sensuele perceptie van GOD in welke vorm dat ook gehad?
Student : Nee, meneer. Ik ben bang van niet.
Professor : Toch geloof je nog steeds HEM?
Student : Ja.
Professor : Volgens empirische, testbare, aantoonbare protocol, zegt de wetenschap dat jouw GOD niet bestaat. Wat heb je daarop te zeggen?
Student : Niets. Ik heb slechts mijn Vertrouwen.
Professor : Ja, vertrouwen. En dat is het probleem dat de wetenschap heeft. . . . .


Student : Professor, is er zoiets als warmte?
Professor : Ja.
Student : En is er zoiets als koude?
Professor : Ja.

Student : Nee, meneer. Dat is er niet.

(Het werd erg stil in de klas nu de student de vragen stelde)

Student : Professor, je kan warmte hebben, gematigde warmte, intense warmte, zelfs hitte, gloeiend heet, maar ook een heel klein beetje warmte. Maar we hebben niet zoiets als koude. Wanneer we 273 °C onder nul, het absolute nulpunt bereiken, is er geen warmte meer, maar verder dan dat kunnen we niet gaan. Er is niet zoiets als koude. Het woord beschrijft slechts de afwezigheid van warmte. We kunnen koude niet meten. Warmte is energie. Koude is niet het tegenovergestelde van warmte, meneer, het is alleen de afwezigheid ervan.

(Je kon een speld horen vallen)

Student : Hoe zit het met donker, Professor? Is er zoiets als donker?
Professor : Ja. Wat is de nacht anders als het niet donker is?
Student : U heeft het verkeerd, meneer. Donker is alleen de afwezigheid van iets. Er is flauw licht, normaal licht, fel licht, flits licht, helder licht. Maar als er geen licht is dan is er niets en dat noemen we donker, toch? Als donker zou bestaan, zouden we donker nog donkerder kunnen maken, toch?
Professor : En wat wil je daarmee zeggen, jongeman?
Student : Meneer, mijn punt is dat uw filosofische uitgangspunt onjuist is.
Professor : Onjuist? Kan je dat uitleggen?
Student : Meneer u gebruikt het uitgangspunt van dualiteit. U stelt dat er leven is, dat er dood is, dat er een goede god en een slechte god is. U beziet het concept van GOD als iets eindigs, als iets dat we kunnen meten. Meneer, de wetenschap kan niet eens verklaren wat een gedachte is. Wij weten dat de hersenen daarvoor elektriciteit en magnetisme gebruiken, maar het is nog nooit gezien en nog veel minder begrepen.
Wanneer u de dood beschouwt als het tegenovergestelde van leven dan gaat u eraan voorbij dat de dood niet zelfstandig als iets kan bestaan zonder leven. De dood is niet het tegenovergestelde van leven, maar alleen de afwezigheid ervan.
Vertel eens, Professor, leert u uw studenten dat zij zijn geëvolueerd van een aap?
Professor : Wanneer je refereert aan het natuurlijke evolutieproces, ja zeker.

Student : Heeft u ooit evolutie geobserveerd met uw eigen ogen?

(De professor schudde zijn hoofd met een glimlach terwijl hij zich begon te realiseren waar het argument heenging)

Student : Aangezien nog nooit ook maar iemand het evolutieproces in werking heeft kunnen zien en het zelfs niet bewezen kan worden dat het een voortgaand proces is, is het daarom niet zo. professor, dat u ons slechts uw mening probeert te onderwijzen? Bent u niet in plaats van een professor in de wetenschap eigenlijk een predikant?

(De klas ging even plat)

Student : Is er iemand in the klas die ooit het brein van de professor heeft gezien?

(De klas bulderde van het lachen)

Student : Is er iemand die ooit het brein van de professor heeft gehoord, gevoeld, aangeraakt, geroken, geproefd? . . . Niemand lijkt dat ooit gedaan te hebben. Dus, volgens het empirisch, testbare, aantoonbare protocol, zegt de wetenschap, professor, dat u geen brein heeft. Met alle respect, meneer, maar hoe kunnen we geloven dat het juist is wat u ons onderwijst?

(De klas was stil. De professor staarde de student aan, zijn gezicht ondoorgrondelijk)

Professor : Ik denk dat je daar maar op moet vertrouwen, jongeman.
Student : Dat is het meneer . . . Exact!
 De band tussen de mens en GOD is vertrouwen.
Dat is alles dat de dingen in leven houdt en in beweging..

maandag 12 oktober 2009

Triduüm van O.-L.-V. van Altijddurende Bijstand

Ingekorte en aangepaste versie van de overwegingen die ik tijdens het triduüm van O.-L.-V. van Altijddurende Bijstand in de St.-Norbertuskerk (Antwerpen-Zurenborg) hield:

Maandag 5 oktober 2009

Lezingen: Jona 1,1-2,1.11 / Lc. 10,25-37

 Het eerste luik: “De weg naar de andere”

Het triduüm van O.-L.-V. van Altijddurende Bijstand biedt ons de gelegenheid om op zoek te gaan naar de betekenis van Maria voor ons christenen vandaag. Maar ook: Kan Maria de achterliggende betekenis van de Schriftteksten van dit triduüm helpen verstaan?

Heel wat christenen, ja zelfs katholieken, worstelen met Maria. Ten dele zijn een aantal uitwassen, gaande van kitsch tot commercie, hieraan ongetwijfeld schuld. Om nog maar te zwijgen van de commotie nu en dan, wanneer iemand meent de Heilige Maagd te hebben gezien in het condensatiespel op de badkamerspiegel, in een wolkje melk of een sneetje marmercake. Het ware beter dat geestelijke verzorgers, en niet kerkelijke commissies zich hierover zouden buigen. Maar heeft die worsteling van heel wat mensen met Maria ook niet te maken met een diepere geloofscrisis? Heel wat mensen worstelen vandaag de dag met hun geloof. Maria is als het ware de verpersoonlijking van dat geloof. Zij heeft onvoorwaardelijk ‘ja’ gezegd tegen Gods Woord. Dienen we haar niet te aanschouwen als de persoon die ze in werkelijkheid is, namelijk de vrouw in wiens schoot Gods Woord vlees is geworden? En staan ook wij, zoals Maria, open voor Gods Woord? In de Schriftteksten klinkt Gods Woord. Kan Maria ons helpen dit Woord beter te verstaan? Ik meen van wel.

Op de eerste dag van het triduüm luisterden we naar het verhaal van de barmhartige Samaritaan, een tekst uit het Lucasevangelie. Ook de twee andere dagen stonden teksten uit Lucas op het leesrooster. De ene lezing is het verhaal over Marta en haar zus Maria die Jezus in hun huis ontvangen. Het derde evangelieverhaal: de boodschap van de engel Gabriël aan Maria. In zekere zin vullen de drie teksten elkaar aan. Elke tekst stelt namelijk één van de drie basiswegen (of noem het basisrelaties) van het gelovige leven centraal: de relatie met onszelf (Marta en Maria), de relatie met de ander (het verhaal van de barmhartige Samaritaan), en de relatie met de Ander, God, de grond van ons bestaan (de boodschap van de engel aan Maria). Het zijn de drie dimensies van ons gelovige leven. Ze worden ook meteen bij aanvang van de evangelielezing bij de eerste triduümdag voorgesteld. De wetgeleerde vraagt: “Wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?” (vers 25) Vervolgens krijgen we een verwijzing naar de wet: “Gij zult de Heer uw God beminnen … en uw naaste gelijk uzelf” (vers 27). God beminnen, maar ook uw naaste en uzelf.

Het zijn drie relaties die we wel van elkaar kunnen onderscheiden, maar die in geen geval los staan van elkaar. Ze vormen een echte eenheid. Immers, de wijze waarop we met onze naaste omgaan, zegt alles over de relatie die we hebben met God. Wanneer we willen weten hoe we tegenover God staan, hoeven we alleen maar te kijken naar de manier hoe we met onze medemensen omgaan. En als mensen zeggen dat ze God uit hun leven wensen te bannen – wat vandaag de dag ‘bon ton’ lijkt te zijn: negeren die mensen daarmee niet een deel van zichzelf? En wel het meest fundamentele deel, namelijk de oorsprong van hun bestaan? Het is dezelfde paradox die kleeft aan de uitspraak van de humanist die zegt dat hij de mens in zijn totaliteit wil vatten, maar die tegelijk het wezen van de mens verkort, door hem te ontdoen van de grond van zijn bestaan, namelijk God. Of zoals de paus het stelt: “een humanisme zonder God is onmenselijk.”

In de eerste lezing op maandag hoorden we hoe de profeet Jona van God de opdracht krijgt om de mensen van Nineve voor God te winnen. Jona gaat echter niet naar Nineve. Hij vlucht weg voor God. Een vlucht voor God, die tegelijk ook een vlucht voor zijn persoonlijke roeping, zijn bestemming (zichzelf) is. En hij vlucht ook voor zijn medemensen, tot in het diepst van het ruim van het schip.

Dit jaar mogen de evangelielezingen dan wel elk één van de drie basiswegen van het gelovige leven centraal stellen, de twee andere dimensies zijn uit de teksten echter niet weg te denken. Ook in de parabel van de barmhartige Samaritaan draait het niet enkel om wat we voor onze medemens kunnen doen. Het verhaal is een illustratie bij wat er geschreven staat in de wet. In de wet staat niet enkel dat we onze naaste moeten beminnen, maar ook onszelf en, op de eerste plaats, God. De man die half dood aan de rand van de weg ligt: dat is ook God die op je weg komt. Maar op de tweede plaats ontmoeten we in onze naaste ook onszelf. Het leed van die man langs de weg raakt ook ons, alsof de man ook een stuk van onszelf is. Wat een ander gebeurt, gebeurt ook met mij. De pijn van die man is ook mijn pijn.

Tenslotte Maria. Kan zij ons tot voorbeeld strekken in onze relatie met de medemens? Vanuit de Schrift weten we maar bitter weinig over Maria. En toch hebben we Maria nodig om Jezus en zijn Woord, dat ook Gods Woord is, ten volle te begrijpen. Maria verwijst ons ook door naar haar Zoon en zijn Woord: “Doe maar wat Hij u zeggen zal” (Joh 2,5) zegt zij op de bruiloft te Kana. En nadat Maria te horen heeft gekregen dat zij een zoon ter wereld zal brengen, de Zoon van God, roept zij in het Magnificat haar vreugde uit. Dit Magnificat zet meteen ook de krijtlijnen uit van Jezus’ openbare optreden. Maria zegt: 

“Machtigen haalt Hij omlaag van hun troon,

eenvoudigen brengt Hij tot aanzien.

Behoeftigen schenkt Hij overvloed,

maar rijken gaan heen met ledige handen.”

Gangbare waarden en conventies worden door Jezus op hun kop gezet. En dat is wat Hij zijn gehele openbare leven heeft gedaan. Maria heeft deze bevrijdende boodschap van zorg voor de noodlijdende letterlijk tot groei gebracht. Zijn ook wij bereid om deze boodschap toegang te laten vinden in ons leven? Mogen de woorden uit het evangelie van vandaag in het leven van ieder van ons een vervolg krijgen. Daarom tot slot de oproep van Jezus uit de evangelietekst over de barmhartige Samaritaan: “doe dat en gij zult leven.”

Dinsdag 6 oktober 2009

Lezingen: Jona 3,1-10 / Lc. 10,38-42

Het tweede luik: De weg naar onszelf

De drie evangelieteksten van het triduüm vullen elkaar in zekere zin aan. Elke van de drie evangelieteksten stelt één van de drie basiswegen van het gelovige leven centraal, namelijk de relatie met onszelf, de relatie met de andere en de relatie met God. Tal van denkers en schrijvers hebben over deze drievoudige relatie reeds heel wat inkt laten vloeien. De in 1996 overleden Nederlandse priester Henri Nouwen schreef in 1986 een boek (in het Engels). De Nederlandse vertaling luidt: Open uw hart: De weg naar onszelf, de andere en God (Tielt, 2003). Het boek is een zoektocht naar ons eigen binnenste, langs die drie wegen. Nouwen koppelt elke weg aan een begrippenpaar: eenzaamheid en innerlijk alleen-zijn (de weg naar onszelf), vijandschap en gastvrijheid (hier bevinden we ons in relatie tot de andere), en illusie respectievelijk gebed (de weg naar God). De begrippen van elk paar staan in een tegengestelde verhouding. Zo staat eenzaamheid tegenover innerlijk alleen-zijn, vijandschap tegenover gastvrijheid en illusie tegenover gebed. Volgens Nouwen dient ons gelovige leven erin te bestaan dat we durven uitstijgen boven onze eenzaamheid, vijandigheid en illusies. Pas dan is het mogelijk om innerlijk alleen en gastvrij te zijn, maar ook om op zoek te gaan naar God. Uit Hem komt alle werkelijkheid voort. Hij ligt ook ten grondslag aan ons innerlijk alleen-zijn en onze gastvrijheid.

Iedereen kent wel momenten van eenzaamheid. Als gevolg doen we er alles aan om onze eenzaamheid te ontvluchten. We zoeken afleiding, door ons te storten in de drukte van ons moderne, jachtige leven, om toch maar niet de confrontatie met onze eenzaamheid hoeven aan te gaan. "Wanneer we geen werk hebben dat nog af moet, een vriend kunnen opzoeken of een boek lezen, tv-kijken of muziek opzetten en we helemaal op onszelf zijn teruggeworpen ... komt de ontdekking van onze fundamentele eenzaamheid ons zo te na en zijn we zo bang te merken dat ons hele leven doordrongen is van deze verlatenheid, dat we alles in het werk stellen om nieuwe bezigheden te zoeken en te doen alsof er niets aan de hand is." (Nouwen, p. 21)

Het is deze houding die de figuur van Marta in Lc. 10 kenmerkt. Jezus, die op weg is naar Jeruzalem, is te gast bij twee zussen, genaamd Marta en Maria. Marta wordt volledig opgeslorpt door de drukte van het bedienen. Haar zus echter, Maria, is gezeten aan de voeten van de Heer. ‘Aan iemands voeten zitten’ is een oude joodse uitdrukking en betekent: ‘in de leer zijn bij’, ‘leerling zijn van’. Jezus en Maria zitten dus niet zomaar gezellig een praatje te slaan bij een glaasje cava. Neen, Jezus geeft onderricht aan zijn leerlinge Maria. Maria luistert naar wat Jezus zegt. Zij luistert naar Gods Woord. En Marta doet haar beklag bij Jezus. Jezus antwoordt dat zij zich veel te druk en bezorgd maakt. Hij lijkt hier te willen zeggen: Waarom heb je niet voor het beste deel gekozen, zoals Maria dat gedaan heeft? Als Jezus te gast is, als Jezus bij ieder van ons te gast is, dan dienen we te kiezen voor datgene waarvoor Hij bij ons langs komt. Jezus wil ons iets duidelijk maken. Hij wil ons in het snelle ritme van ons leven doen stilstaan bij datgene waar het echt om gaat. “Marta, Marta, …”, zegt Jezus. De herhaling van de naam is typisch voor bijbelse roepingenverhalen: “Mozes, Mozes”, klonk het vanuit het brandende braambos, “bevrijd mijn volk uit de slavernij van Egypte.” (Ex. 3,4) “Saul, Saul” sprak een stem uit de hemel toen Paulus op weg was naar Damascus (Hand. 9,4). Met “Marta, Marta” roept Jezus haar op om ook een keer stil te staan bij haar werkelijke roeping. Hij nodigt haar uit om uit de drukte en de zorgen van het moment te stappen en op zoek te gaan naar zichzelf, naar haar eigen innerlijke stem, met andere woorden, naar datgene waartoe zij geroepen is.

Ook wij mensen hebben het altijd te druk. Steeds begaan met praktische en andere beslommeringen hebben we geen tijd voor de essentiële dingen. Dan kan het een hulp zijn om alleen in gebed te vertoeven bij de ikoon van O.-L.-V. van Altijddurende Bijstand. Maria kijkt ons aan en plukt ons uit het leven van elke dag, een leven dat we dikwijls eerder onbewust lijken te ondergaan. Ze bevrijdt ons met haar blik uit onze geslotenheid en helpt ons te verwijlen bij ons leven dat dikwijls door lijden en zorgen is getekend. De ikoon is van het zogenaamde Hodigitria-type: het type ikoon, waarbij Maria naar haar Zoon wijst, als wou ze zeggen: “Hij is de weg”.  Jezus is de weg. Jezus is onze weg naar het volle leven, het leven waarin wij onze bestemming als mens ten volle beleven. Maria houdt ons Jezus’ leven voor ogen, een leven dat ook gekenmerkt was door lijden, ja dat eindigde met de dood aan het Kruis. Maria kent het lijden. Zij voorzag het lijden van haar Zoon, maar biedt ons haar hulp op elk moment, haar altijddurende bijstand. De enig mogelijke houding om de ikoon te aanschouwen, is een houding van geloof en gebed, maar daarover gaat specifiek het derde en laatste luik.

Woensdag 7 oktober 2009

Onze-Lieve-Vrouw van de Rozenkrans

Lezingen: Hand. 1,12-14 / Lc. 1,26-38 

Het derde luik: De weg naar God

In de voorgaande delen stonden de relatie met de andere en met onszelf centraal. Het derde en laatste luik: de relatie met Hem aan wie wij ons bestaan te danken hebben. Maria is daarin inderdaad voor ons gelovigen een voorbeeld. Maria gaat ons voor in onze relatie met God. En toch: ook haar is niets menselijks vreemd. De engel meldt namelijk aan Maria dat zij zwanger zal worden en Gods Zoon zal ter wereld brengen. Hierop antwoordt Maria: “Hoe zal dit geschieden, daar ik geen gemeenschap heb met een man?” (vers 34) Zulk een uitspraak blijft aan het puur feitelijke kleven. Het is een uitspraak die niet ter zake doet, wanneer God in het gebeuren ingrijpt. Het is een vraag die het concreet-tastbare betreft, maar die geen betrekking heeft op wat God doet.

Wat in het evangelieverhaal van vandaag gebeurt en wat er gezegd wordt: dat is inderdaad moeilijk te vatten! Het druist in tegen alle natuurlijke wetmatigheden. En mensen stellen vaak vragen bij de maagdelijke geboorte van Christus. Wanneer mensen dit verhaal horen, dan gaan de vragen steeds in de richting van: Hoe kan je hierin geloven? Zoiets kan niet! Wie dit voor waar aanneemt, moet écht wel achterlijk zijn. Hoe is dit in hemelsnaam mogelijk? Inderdaad: hoe is het in hemels-naam mogelijk? Het is enkel in hemels-naam mogelijk. Het is zinloos om te trachten dit gebeuren rationeel te begrijpen. Wat zich hier voltrekt, is met ons verstand niet te vatten, omdat we er met de verkeerde bril naar kijken. Wij kijken steeds door een menselijke bril en niet door Gods bril.

Paulus heeft het in zijn eerste Korintiërsbrief ook over dit verschil tussen: door een menselijke bril kijken en door Gods bril kijken. Hij plaatst de wijsheid van de wereld tegenover Gods wijsheid. Hij schrijft: “Heeft God de wijsheid van de wereld niet tot dwaasheid gemaakt? In Gods wijsheid heeft de wereld met al haar wijsheid God niet gevonden”. En verder: “wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitverkoren, om de wijzen te beschamen; wat voor de wereld zwak is, heeft God uitverkoren, om het sterke te beschamen; wat voor de wereld van geringe afkomst is en onbeduidend, heeft God uitverkoren … opdat tegenover God geen mens zou roemen op zichzelf.” (1Kor 1,20.21.27-29)

Paulus betrekt deze woorden op de prediking van het kruis. De gedachten zouden ook van toepassing kunnen zijn op het verhaal van de boodschap aan Maria. Uit een bescheiden, joods meisje van geringe afkomst is de Verlosser van de wereld geboren. Wat klein is, is in Gods ogen groot. We zien op de ikoon het kleine: het kleine Christuskind. Klein, maar tegelijk onze Weg. Een Verlosser die uit een vrouw is geboren die naar wereldse normen gering zou worden geacht. God komt tot ons langs het kleine, langs datgene wat wij als gering achten. En God heeft juist deze weg gekozen, om diegenen die zich in deze wereld groot en wijs achten in hun koppigheid te ontkrachten. Menselijke wijsheid mag zichzelf dan wel voornaam achten, menselijke wijsheid is in Gods ogen niets. Menselijke wijsheid kan het goddelijke mysterie niet vatten, biedt geen opening voor Gods genade. Het is wijsheid die op zichzelf gericht is, op eigen roem. Het is wijsheid die meent de echte waarheid in pacht te hebben, die zichzelf vanalles wijsmaakt en de hemel op aarde belooft. Dat is wat Nouwen de weg van de illusie noemt: wanneer wij onszelf aanpraten dat wij, door op onze eigen, menselijke kracht te beroepen, heer en meester kunnen zijn over ons eigen lot.

Henri Nouwen schrijft in Open uw hart: “God is ‘verder weg’, verder dan onze harten en ons verstand, onze gevoelens en gedachten, onze verwachtingen en verlangens en alle gebeurtenissen en ervaringen die samen ons leven vormen.” (p. 113). Het wonder dat in het evangelieverhaal geschiedt, is terecht een aanfluiting van onze illusies. Wat God doet, is voortdurend onze illusies ontmaskeren. We kunnen pas echt God ontmoeten, wanneer we ons laten bevrijden uit onze illusies. De God die we dan ontmoeten, is niet de God die al onze wensen en verlangens helpt vervullen. Neen, het is de “God die al onze verwachtingen, dromen en verlangens te boven gaat.” (p. 116)

Pas wanneer we onze illusies laten voor wat ze zijn, dan is er plaats voor gebed. De weg van illusie naar gebed, zoals Nouwen schrijft. Het gebed beschouwt Nouwen als de plek bij uitstek waar we op zoek kunnen gaan naar de intimiteit met God. Enkel door het gebed komen we dichter bij God en kunnen we ons openstellen voor zijn genade en voor datgene wat Hij met ons voorheeft. In het gebed breken we doorheen ons pantser waarmee wij ons beschermen. Pas dan kan God tot ons spreken, kan zijn Woord tot ons doordringen. Want vaak zitten we opgesloten in die kleine wil van ons. Wanneer we echter ons durven openstellen voor datgene wat God van ons verlangt, voor zijn Woord, dan pas kunnen we ook volgens zijn Wet leven. Dan leren we niet enkel om Hem lief te hebben, maar ook de anderen zoals onszelf. Dan ontdekken we echt onze roeping.

Damiaan heilig!

Hij had het al lang verdiend, maar sinds gisteren is het officieel: Pater Damiaan is heilig! Paus Benedictus XVI verklaarde tijdens een meer dan twee uur durende eucharistieviering in de Sint-Pieterbasiliek de missionaris uit Tremelo en vier anderen heilig. Sint-Damiaan is werkelijk voor elke priester en religieus een voorbeeld van liefde tot het uiterste. Hij heeft ook op mij steeds veel indruk gemaakt en, toen ik nog kind was, mij er ook toe geïnspireerd de weg naar het priesterschap in overweging te nemen, een stap die ik uiteindelijk pas jaren later heb gezet. Gisteren wilde ik dan ook de plek bezoeken waar hij het levenslicht zag, maar ook enige tijd bij zijn graf doorbrengen om er te bidden. Met een paar andere seminaristen bezocht ik eerst het Damiaanmuseum in Tremelo, nadien de crypte in Leuven waar de heilige Damiaan begraven ligt.

zaterdag 25 april 2009

Vuur in 't stad

Roepingenzondag


Roeping is iets dat iedereen ervaart. Het beperkt zich niet tot priesters, diakens, pastoraal werkers/werksters of mensen van het religieuze leven. Het heeft immers te maken met de bestemming die iemand aan zijn of haar leven wil geven. Met die vraag worden we tenslotte allemaal geconfronteerd. Wat doe ik met het leven dat mij geschonken is? Wat is de weg die mij het gelukkigst maakt, om ook anderen gelukkig te maken?

Mijn opleiding tot priester volg ik op Bovendonk, in het Nederlandse Hoeven. Het is een opleidingscentrum van het bisdom Breda, maar het aanvaardt al vele jaren kandidaten uit andere bisdommen die hun deeltijdse opleiding tot priester, maar ook diaken, willen combineren met hun job.

Kiezen voor de weg naar het priesterschap: dat doe je niet van de ene dag op de andere. Daar gaat een hele tijd aan vooraf. Zeker in mijn geval zijn heel wat jaren verstreken vooraleer ik de uiteindelijke beslissing nam. Ik ben wat men noemt een late roeping. Misschien is het beter te spreken van een laat antwoord, want roeping had ik al lang.

Kiezen voor de weg naar het priesterschap mag terecht geen overhaaste beslissing zijn. Evenmin voltrekt zich het moment waarop je ‘ja’ zegt tegen Gods roepstem op spectaculaire wijze: geen lichtstraal die plots doorheen de wolken breekt, geen hoorbare stem die je toespreekt. Wel een appèl dat op verschillende momenten in je leven tot je gericht wordt: doorheen mensen die je ontmoet, doorheen een aantal situaties die je op bijzondere wijze tot nadenken brengen.

Ik ben er ook van overtuigd dat gezinnen een cruciale rol vervullen bij het ontstaan van nieuwe roepingen. Zij leggen in dat opzicht het fundament. Geloven gold binnen ons gezin steeds als vanzelfsprekend. De zondagse eucharistie was een evidentie. Ook toen ik het ouderlijke huis had verlaten en ik zelf de beslissing nam over het al dan niet naar de kerk gaan, bleef ik trouw aan de wekelijkse zondagsmis. Ik putte steeds veel kracht uit die momenten van bezinning.

Ik was negen jaar lang misdienaar. De deelname aan de liturgie, vooral die van de eucharistie, ervaarde ik als bijzonder. Ook was ik niet ongevoelig voor het mysterie dat doorheen het geheel van rituele handelingen present werd gesteld. Onze familie telde bovendien heel wat geestelijken. Ik herinner me nog goed de gesprekken met pater Koen en pater Christ, twee broers van mijn grootvader, die me vol begeestering vertelden over hun missiewerk in Zaïre. Dat waren mijn prille ervaringen met de Kerk. Een groep mensen van wie ik veel geborgenheid heb mogen ervaren. Indrukken die sterk verschillen van het beeld van de kerk dat de media doorgaans trachten op te dringen.

Ik moet een jaar of 18 zijn geweest toen onze pastoor me vroeg of ik er ooit al aan had gedacht om priester te worden. Ik heb toen gezegd dat dit toch niet echt iets voor mij was. Neen, dit kon niet mijn leven zijn. Het was het moment dat ik voor mijn beroepskeuze stond. Er bood zich een snel veranderende wereld vol nieuwe mogelijkheden aan. Een wereld die ook letterlijk steeds dichter bij elkaar kwam. Er was de val van het Ijzeren Gordijn. Een wereld in volle verandering, waarbij ook de kans werd geboden om die wereld te ontdekken. Nu de mogelijkheden zich aandienden, moest je wel gek zijn om je aan die nieuwe realiteit te willen onttrekken. Een boeiende wereld, dat wel! Maar tegelijk verwarrend. Bovendien was er de groeiende trend van ontkerkelijking en van verlies van geloof bij veel mensen, een ontwikkeling waarop je als individu geen invloed hebt.

Ik ben Germaanse gaan studeren, vooral uit interesse voor taal en cultuur. Het was me echt op het lijf geschreven. Na mijn studies wist ik echter niet goed wat te beginnen. De mogelijkheid diende zich aan om in Würzburg, in Duitsland, aan een proefschrift in sociologie te werken. Na een aantal jaar besloot ik om toch naar België terug te keren. Nadat ik de sleutels van het appartement in Würzburg weer aan de eigenaar had overhandigd, hield ik op de terugrit even halt bij de benedictijnerabdij Maria Laach, niet ver van Koblenz. Ik weet niet of u er ooit al bent geweest. De abdijkerk is een prachtig voorbeeld van romaanse bouwstijl. Ik kende de plek al van vroeger. Ooit had ik er deelgenomen aan een vormingsweekend onder leiding van mijn toenmalige promotor. Nog nooit voelde ik me echter zo aangesproken door het opschrift in de absis als toen die keer dat ik na mijn vertrek uit Duitsland de abdij aandeed. In grote letters staat er de tekstpassage uit Johannes, hoofdstuk 14: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven” (Joh 14,6). Gedurende verscheidene jaren had ik getracht tijdens de voorbereiding van mijn scriptie de waarheid te dienen. De tekst wierp een ander licht op het begrip waarheid. De volgorde van de woorden weg, waarheid, en leven is ook niet toevallig. Jezus lijkt hier te zeggen: Volg de weg die ik ben voorgegaan. Die weg brengt je tot waarheid, en dan zul je ten volle leven. Het moet ook ongeveer in die periode geweest zijn, dat ik me erg aangegrepen voelde door een citaat van de karmelietes Edith Stein: “Wie de waarheid zoekt, zoekt God, of hij dat duidelijk beseft of niet.” Ik begreep dat, wil je iets van de waarheid, die God is, ervaren, je naar Jezus moet kijken. In het Johannesevangelie zegt Jezus ook: “Niemand heeft ooit God gezien; de Eniggeboren Zoon, die in de schoot van de Vader is, Hij heeft Hem doen kennen” (Joh. 1, 18). God heeft zich het sterkst getoond in zijn Zoon, Jezus Christus, in de weg die Jezus is gegaan, een weg van liefde tot het uiterste toe.

Datgene wat ik toen heb ervaren, droeg ik op mijn verdere weg mee. Ik ging me ook verder verdiepen in de Bijbel en in mijn geloof. Ik ging aan de slag als docent talen. Aan werk en opdrachten geen gebrek, maar toch ontbrak er iets in mijn leven. Ik wilde meer.

Ik nam engagementen op binnen de parochie: eerst lector, later de liturgie van een aantal hoogdagen mee voorbereiden, tenslotte ook lid van de preekploeg. Doorheen ontmoetingen binnen en buiten de parochie kom je tot het besef dat het de moeite loont om te proberen Jezus na te volgen, om Hem tot middelpunt van je bestaan te maken en van je roeping zelfs je beroep te maken. Heel wat mensen rondom mij hebben me geholpen, hierin onderscheiding te brengen, misschien zonder dat ze dit beseften: mensen die plots je leven binnenstappen, priesters (vooral jonge priesters). Ook de vele gesprekken die ik ter voorbereiding van de vieringen had, hebben mijn geloof gevoed.

Drie jaar geleden besloot ik om aan mijn priesterstudies te beginnen. Ik wilde de weg gaan van een leven steeds meer naar Christus toe, wat ook betekent: steeds meer leven vanuit Christus. Ik ervaar het als een enorme uitdaging om samen met andere mensen op zoek te gaan, om op weg te gaan met de vragen die er echt toe doen in het leven en daarbij je kompas steeds meer te richten op Jezus.

Waar voor mij de grote uitdaging ligt wat betreft mijn hopelijk toekomstige priesterschap?: Mensen nabij zijn op de meest gelukkige (geboorte, huwelijk, …), maar ook op droevige momenten (overlijden) en deze gebeurtenissen helpen plaatsen in een gelovig kader. Het is Christus present stellen wanneer mensen het diepst geraakt worden, wanneer vanzelfsprekendheden worden aangetast. Dit present stellen van Christus gebeurt door middel van de sacramenten. Het sacramentele is dan ook de priesterlijke taak bij uitstek.

Je roeping vinden, betekent niet voortaan ontzien worden van pijn, tegenslag, verdriet of angst. Het is juist omdat het ambt van priester je hele persoon zo diep raakt en bepaalt, dat het ernaar toe leven met heel wat beproevingen is verbonden. Bovendien laat het geen stuk van je persoon ongemoeid. Het doortrekt je hele wezen, tot in de diepste vezel. Wie mij wil volgen, moet zijn kruis dragen, horen we Jezus in het Lucasevangelie zeggen (Lc 9,23). Christus navolgen is inderdaad de weg van het Kruis gaan. Het is ook een weg waarbij je heel veel wordt teruggeschonken, ik denk zelfs meer dan je er hebt ingestoken.

Ik wil daarom alle mensen, maar toch vooral jonge mensen, die met gelijkaardige vragen worstelen, een hart onder de riem steken en hen oproepen, om deze vragen in gebed voor te leggen. Maandag a.s. kan u alvast mee komen bidden voor roepingen, of beter gezegd, voor antwoorden. Om 19u. is er de vesperviering in de St.-Waldetrudiskerk te Herentals. Aansluitend kan u gezellig napraten bij een drankje in het aanpalende Rectorhuis, tevens de woonplaats van de seminaristen die stage lopen. U bent allen van harte uitgenodigd!

zondag 5 april 2009

Palmzondag

Brief van de apostel Paulus aan de Filippenzen 2,6-11

6 Hij die bestond in goddelijke
majesteit
heeft zich niet willen vastklampen
aan de gelijkheid met God:
7 Hij heeft zich van zichzelf ontdaan
en het bestaan van een slaaf
aangenomen.
Hij is aan de mensen gelijk geworden.
En als mens verschenen
8 heeft Hij zich vernederd,
Hij werd gehoorzaam tot de dood,
tot de dood aan een kruis.

9 Daarom heeft God Hem hoog
verheven
en Hem de naam verleend
die boven alle namen is,
10 opdat bij het noemen van zijn
naam
zich iedere knie zou buigen
in de hemel, op aarde en onder de
aarde,
11 en iedere tong zou belijden
tot eer van God, de Vader:
Jezus Christus is de Heer.

dinsdag 3 maart 2009

Che of Mahatma?

Naar aanleiding van Steven Soderberghs film over Che Guevara...

Zoek het verschil:



Juist: Met geweldloosheid kom je veel verder...

Echte helden hebben geen wapens nodig.

zaterdag 28 februari 2009

De tijd is rijp. Het koninkrijk van God is op handen.


Overweging bij de eerste zondag van de vasten – B
Gen. 9,8-15 / Ps. 25 / 1 Petr. 3,18-22 / Mc. 1,12-15

Het gaat niet goed met onze economie. Ik vertel daarmee zeker niets nieuws. Er gaat bijna geen dag voorbij zonder dat er gesproken en geschreven wordt over bedrijfssluitingen of afvloeiingen. De voorbije week heeft aangetoond dat de financiële aandelen hun dieptepunt nog niet bereikt hebben.

In een vraaggesprek met katholieknederland.nl reageert Mgr. de Korte, bisschop van Groningen-Leeuwarden, op de crisis. Hij steekt diegenen die werkloos raken, een hart onder de riem. Hij merkt echter ook op dat een economische recessie mensen ook kan doen nadenken over de prioriteiten van het leven. Mgr. de Korte zegt in het interview: “Een tijd van welvaart en overvloed kan mensen ook oppervlakkig maken. De onzekere tijd van vandaag en morgen daagt mensen uit om (opnieuw) na te denken over de zin- en doelvraag van het bestaan.”

In oktober zei onze paus naar aanleiding van de wereldwijde kredietcrisis: “We zien nu met de instorting van grote banken dat geld verdwijnt, het is niets. Wie zijn leven bouwt op deze realiteit, op materiële zaken, op succes... die bouwt zijn leven op zand.” En de paus voegt eraan toe dat alleen het Woord van God de bron is van elke werkelijkheid.

Onze tijd heeft vanuit economisch oogpunt dan ook iets van een tocht door de woestijn. Een tijd van van alles wat minder, of vooral van datgene wat er ook niet echt toe doet. Hierdoor krijgen we wellicht ook meer ruimte om ons leven te richten op wat écht belangrijk is.

In het evangelie van vandaag trekt Jezus ook de woestijn in en verblijft er veertig dagen. Wij staan vandaag aan het begin van de vastentijd en we worden uitgenodigd om met Jezus veertig dagen lang door die woestijn op tocht te gaan. De woestijn is een plek van beproeving. Maar de woestijn is ook een plek die ons doet nadenken over waar het écht om gaat in ons leven. In de woestijn worden we niet afgeleid door dingen waaraan we in ons moderne, hektische bestaan wél veel belang hechten. We krijgen oog voor datgene wat in ons gewone leven dreigt ondergesneeuwd te raken: de aandacht voor de andere, vooral dan voor de noodlijdende en behoeftige, de hand reiken naar diegene met wie we misschien geen al te beste maatjes zijn, met elkaar delen, maar ook ons eigen leven onder de loep durven nemen, jezelf de vraag stellen: Waarmee ben ik bezig? Wat zijn mijn prioriteiten? Hoe leef ik?

In dit proces kunnen we pas echt vooruitgang boeken, wanneer we ons kompas durven richten op Jezus Christus en op zijn bevrijdende Woord. Toeval of niet: het Hebreeuwse woord ‘midbar’ betekent niet enkel ‘woestijn’, maar ook ‘de plaats van het Woord’.

In de evangelielezing uit Marcus maken we samen met Jezus een tijd van beproeving door. Terzelfdertijd is er ook sprake van wederopstanding. “Het Rijk Gods is nabij; bekeert u”, staat er in de tekst. Jezus zegt ons hier: “Luister naar wat ik jullie te vertellen heb. Ik ga jullie Gods Blijde Boodschap verkondigen.” Gods Blijde Boodschap: het Nieuwe Verbond dat God met de mens wil sluiten.

In de eerste lezing is er ook sprake van een verbond. Eerst was er veertig dagen lang een grote vloed die zowat de gehele Schepping verzwolg, met uitzondering van Noach en zijn nageslacht. En dan maakt God een nieuwe start. Die nieuwe start, dat nieuwe begin zal uiteindelijk gestalte krijgen in het verbond dat God met het volk Israël sluit. God is immers een liefhebbende God, een God die vergeving schenkt. “Hij wil dat allen tot inkeer komen en niemand verloren gaat”, zoals we in de Tweede Petrusbrief kunnen lezen (2 Petr. 3,9). God belooft aan Noach “dat er zich nooit meer een vloed zal voordoen om de aarde te verwoesten.” En als teken van zijn belofte verschijnt aan de hemel een regenboog.

God reikt ons in het evangelie van vandaag doorheen zijn Woord, doorheen zijn Nieuwe Verbond, opnieuw de hand. Jezus Christus, het vleesgeworden Woord, kondigt ons de Blijde Boodschap aan, een nieuw gebaar van Gods liefde. We bevinden ons hier bij het begin van Jezus’ verkondiging. Mozes vastte veertig dagen, alvorens hij de stenen tafelen, de tafelen van Gods verbond met het volk Israël in ontvangst nam. Veertig dagen brengt Jezus in de woestijn door en verkondigt vervolgens het Nieuwe Verbond van God met de mens, ja met alle mensen.

In het Marcusevangelie volgt hierop het relaas van het openbaar optreden van Jezus. De mensen uit die tijd waren verbouwereerd van zijn leer en verscheidene malen schrijft Marcus dat Jezus leerde als iemand die gezag bezit. Hij is de man over wie de profeet Jesaja schrijft, dat Gods Geest op Hem rust. Hij is de man van wie Jesaja zegt dat Hij door de Heer is gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen, om aan de gevangenen hun vrijlating bekend te maken, en aan de blinden, dat zij zullen zien; om verdrukten te laten gaan in vrijheid, om alle treurenden te troosten. (vgl. Js. 61)

Gods Woord van liefde en verzoening, het Woord dat vernieuwing schenkt: dat is het Woord dat geen dode letter kan blijven.
Dat is het Woord dat handen en voeten moet krijgen, ja dat wij handen en voeten moeten geven. Dat is wat de paus ook bedoelt met het Woord van God als bron van elke werkelijkheid. En als we daadwerkelijk aan dit Woord handen en voeten geven, Jezus’ Blijde Boodschap als richtsnoer van ons handelen nemen: dat is ongetwijfeld de beste voorbereiding op Pasen. Dan wordt het echt Pasen, dan treedt de belofte van een nieuwe wereld, het Rijk Gods in vervulling.


("Word cloud" van de overweging gemaakt met behulp van http://www.wordle.net/)

zaterdag 17 januari 2009

Sven Jamin (+17-01-1989)


Is het toeval dat ik gisteren door een auto gegrepen werd, bijna dag op dag twintig jaar na het overlijden van mijn beste jeugdvriend, Sven Jamin? Vlak na de aanrijding moest ik wel aan hem denken, aan wat er toen is gebeurd en hoe ik, in tegenstelling tot Sven, er nu slechts met de schrik en een aantal kneuzingen was van afgekomen. De gebeurtenissen van gisteren brachten het tragische ongeval weer in herinnering. Sven was met zijn bromfiets tussen de gesloten slagbomen van de spooroverweg te Bouwel doorgeslalomd in de hoop de trein naar Antwerpen alsnog te kunnen halen. Hij werd echter gegrepen door de trein uit de andere richting. De klap werd hem fataal. Het plotse heengaan van Sven heeft op mij steeds een diepe indruk nagelaten. Tijdens de eucharistie van vanavond heb ik hem in mijn gebed opgenomen. Mag ik van u, beste lezer, hetzelfde vragen? De afbeelding die ik heb bijgevoegd is een klasfoto uit 1981. Sven zit op de foto helemaal links onderaan.

vrijdag 16 januari 2009

Gegrepen door een auto


Heb nog een beetje de daver op het lijf en mijn ledematen worden alsmaar stijver, maar gelukkig niets gebroken, althans dat hoop ik toch... Het opheffen van mijn rechterarm is problematisch. Had me gisteren nog een nieuwe LED-lamp op batterijen voor vooraan op de fiets aangeschaft. Zo kon ik vandaag weer, de eerste maal in maanden, met de fiets naar mijn werk. Een beetje fier op mezelf, omdat ik de kou durfde te trotseren. Vanavond echter gegrepen door een wagen die het fietspad moest kruisen. De rit huiswaarts kon voor die vlotte jongen met zijn Alfa blijkbaar niet snel genoeg. Hij keek voortdurend de verkeerde kant op. Het ging allemaal zo snel. Heeft me weer eens duidelijk gemaakt dat je niets als vanzelfsprekend mag aannemen. Wel indrukwekkend hoeveel mensen me te hulp snelden. Heb alle gegevens van de bestuurder, maar had er, achteraf bekeken, misschien toch wel de politie moeten bijhalen. Ik vertrouw wellicht wat te veel op de "goodwill" van de mensen, dat ze de toegebrachte schade wel zullen vergoeden. Bijgevoegd nog een artikel uit het Nieuwsblad met de melding dat er niet echt van een verbetering kan gesproken worden wat betreft het aantal ongevallen met fietsers...

http://www.nieuwsblad.be/Article/Detail.aspx?articleID=LR1QCI8L

maandag 12 januari 2009

Artikel uit 1994

Grappig. Ik vond via Google search een verwijzing naar een artikel dat ik in 1994 schreef. Het maakt deel uit van een boek dat naar aanleiding van de "Weikersheimer Hochschulwochen" werd gepubliceerd. Het boek kan je blijkbaar in een bibliotheek in Estland raadplegen. Voor meer info, volg deze link:

http://ester.utlib.ee/record=b1882782~S1

vrijdag 9 januari 2009

Krenking van een maagdelijk blad

Bij het neerschrijven van de eerste woorden van mijn weblog besef ik maar al te goed hoe moeilijk het is om, quasi vanuit het niets, een begin te maken met het “beletteren” van een maagdelijk blad. Temeer daar het een elektronisch blad betreft, een ruimte waarvan de onmetelijkheid vanwege de onzichtbare begrenzingen nog sterker wordt benadrukt. Ook al betreft het geen vraag van leven of dood, een zulke sprong in de totale leegte boezemt een zekere angst in, zoals dat meestal gaat wanneer je onbekend terrein betreedt. Tijdens deze koude januaridagen schiet me het vergelijkbare beeld te binnen van de eerste voorzichtige stappen op een dichtgevroren vijver, waarbij je je de vraag stelt of het ijs wel dik genoeg is en je er niet meteen bij de tweede of derde stap doorzakt.

Althans is met deze woorden een begin gemaakt. Daar ben ik erg blij om. Een daad waarmee ik het nieuwe jaar goed ben begonnen? Zo kun je het bekijken. Eindelijk ben ik aan mijn eigen blog begonnen.

Je kunt je natuurlijk de vraag stellen of het allemaal wel zin heeft. Hou je je niet beter met andere dingen bezig? Er liggen immers zoveel andere opdrachten te wachten om te worden geschreven. Misschien is de auteur van de bijdragen ook de enige die de teksten leest? Of had ik dit artikel bij wijze van ouverture ook helemaal niet hoeven te schrijven en had ik meteen mijn eerste tekst op het net kunnen plaatsen, zoals zovele andere bloggers dit doen. Misschien wel. Het zij dan maar zo. Ik begin het nu reeds als een goede oefening te ervaren om datgene wat nu en dan door mijn hoofd schiet, met behulp van woorden te ordenen. Want vaak ben ik niet snel tevreden over datgene wat ik schrijf of doe. Erg perfectionistisch ingesteld, kun je wel zeggen. De creativiteit verzandt in een “writer’s block”. Het is gewoon een goede schrijfoefening, want schrijven moeten we zeker wat vaker doen. Oefening baart kunst. Het leert ons om de dingen die we begonnen zijn, ook tot voltooiing te brengen.

Terwijl ik deze inleidende woorden schreef – en hiermee wil ik dan ook afronden, dacht ik terug aan een passage uit “De Alchemist”, een boek van de Braziliaanse schrijver Paulo Coelho. Het boek ligt momenteel op mijn nachtkastje. En ook al hang ik een andere godsdienst aan en weet ik niet of deze woorden binnen de Islam ook werkelijk algemeen verbreid zijn, er spreekt veel wijsheid uit. Een kameeldrijver uit het verhaal zegt het volgende: “toen begreep ik Allahs woord: Laat niemand het onbekende vrezen, want iedereen kan alles wat hij wil en nodig heeft veroveren. We zijn alleen bang om te verliezen wat we hebben, onze levens of onze gewassen. Maar die angst verdwijnt wanneer we inzien dat onze eigen geschiedenis en die van de wereld geschreven worden door dezelfde hand.” (P. Coelho: De Alchemist. Amsterdam/Antwerpen 1994, p. 73)

Mag ik je uitnodigen op mijn pelgrimstocht?