zaterdag 10 december 2011

"Weest altijd blij"

Homilie bij de lezingen van de derde adventszondag B-jaar

Beeldt u zich even in: een voetbalmatch, uw favoriete team staat 5 – 0 voor, met nog slechts twee minuten te gaan. Het eindsignaal is nog niet gefloten, maar u bevindt zich reeds in de roes van een nakende overwinning. Het feest kan weldra beginnen, maar nog is het niet zover.

Het is dit gevoel dat de derde adventszondag typeert. Daarnet hoorden we de woorden van Paulus: “Broeders en zusters, weest altijd blij”. We mogen ons inderdaad verblijden omdat de komst van Heer nabij is. “Verheugt U! De Heer is nabij”, schrijft Paulus elders. “Verheugt U!” In het Latijn “Gaudete”, meteen ook de naam van deze derde adventszondag. We proeven vandaag iets van de vreugde die ons bij de komst van de Heer ten deel zal vallen, maar het is nog niet zover.

In het evangelie van vandaag laat Johannes de Doper al iets oplichten van de Messias, naar wie werd uitgekeken en naar wie wij in deze periode van verwachting ook uitkijken. Johannes – niet hij is de Messias. Hij is slechts een voorbode van de échte Messias, van Hem die heil zal brengen aan de mensen. Johannes de Doper laat al iets oplichten van de Messias. Dat kan hier bijna letterlijk begrepen worden. We lezen vandaag: “Niet hij [Johannes] was het Licht maar hij moest getuigen van het Licht.” Johannes getuigde van het Licht als een maan die het zonlicht ontvangt en het ’s nachts aan de aarde doorgeeft om zo een beetje licht in de duisternis te brengen. Johannes formuleert het nog anders: “onder u staat Hij die gij niet kent.” We kunnen al iets van de komende Redder ontwaren, maar toch blijft onze blik versluierd. Een ‘nog niet, maar toch reeds’.

Christus kan feitelijk niet in zijn volheid worden herkend, zolang oorlog en onrecht, honger en armoede blijven bestaan. Vandaag weerklinkt de oproep om blij te zijn. Maar kunnen we écht blij zijn, zolang er – zelfs hier in Brasschaat – mensen zijn die de eindjes niet aan elkaar geknoopt krijgen, zolang er mensen zijn, die, mede bepaald door armoede, in de eenzaamheid verzeild raken? De St.-Vincentiusvereniging en Welzijnszorg trekken zich het lot aan van mensen in armoede. Vooral dan van mensen uit onze omgeving. Op deze “zondag van de goedheid” willen we deze twee organisaties speciaal in de kijker plaatsen.

Wanneer we zien hoe deze organisaties zich het lot van de armen van bij ons aantrekken, dan kunnen we daarin iets van Christus herkennen. In zulke tekenen van barmhartige naastenliefde is Christus aanwezig. Doorheen deze daden toont Hij zijn ware gelaat.

We herkennen Christus niet enkel daar waar het goede gebeurt. We herkennen Hem ook wanneer we samenkomen voor het breken van het brood tijdens de viering van de eucharistie. Zoals de Emmaüsgangers Jezus herkenden bij het breken van het brood, zo is Christus ook aanwezig onder de eucharistische gedaanten van brood en wijn.
In de eucharistie vieren wij de gedachtenis van Christus’ dood en verrijzenis totdat Hij komt. In de viering van dit sacrament verenigen wij ons ook met Christus. In zijn eerste brief aan de christenen van Korinte formuleert Paulus het als volgt: “Geeft niet het brood dat wij breken, gemeenschap met het lichaam van Christus?” (1 Kor. 10,16) In dit sacrament verenigen wij ons daadwerkelijk tot één gemeenschap, of zoals Paulus toevoegt: “Omdat het brood één is, vormen wij allen tezamen één lichaam, want allen hebben wij deel aan het ene brood” (1 Kor. 10,17). De viering van de eucharistie is daarom de oorsprong en het hoogtepunt van heel het christelijk leven en dat van de geloofsgemeenschap.

Het kan daarom geen toeval zijn dat in de Korintiërsbrief het gedeelte over de maaltijd des Heren onmiddellijk voorafgaat aan dat over de christengemeenschap als één lichaam, als lichaam van Christus. We herkennen Christus in de zorg voor de naaste. We herkennen Christus in het breken van het eucharistische brood. We herkennen Christus echter ook in de gemeenschap van gelovigen. En met gemeenschap bedoelen we dan niet een warm nest waar gezelligheid troef is. Een geloofsgemeenschap wordt gekenmerkt door een wij-besef, maar niet noodzakelijk door een wij-gevoel. Zo ken je zeker niet iedereen van je parochie persoonlijk, maar je behoort wel tot hetzelfde milieu. Volgens theoloog Jan Hendriks is gezelligheid niet kenmerkend voor de geloofsgemeenschap, maar wel de mystieke dimensie, de verbondenheid met God en de dienstbaarheid aan elkaar, vooral aan de broze medemens. Waar deze elementen voldoende aanwezig zijn, is de gemeenschap goed op weg een levendige geloofsgemeenschap te worden. Een levendige gemeenschap is een gemeenschap die aandacht schenkt aan verbondenheid met God en met elkaar, maar niet zonder de kracht van één en dezelfde Geest.

Paulus heeft het in één van zijn brieven over de vrucht van die Geest, namelijk: “liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing” (Gal. 5,22-33).

Kerkgemeenschappen die levendig zijn worden gekenmerkt door liefde, opdat ieder lid van de gemeenschap wordt erkend als waardevol persoon. Levendige gemeenschappen zijn ook gemeenschappen waar vreugde en vrede heerst. Vreugde die gevierd kan worden, bijvoorbeeld in de liturgie. Vrede waarnaar gestreefd wordt, ondanks de conflicten die er bestaan. Geduld is een belangrijke vrucht van de Geest. Verder nog: vriendelijkheid en goedheid die zichtbaar worden in de dienstbaarheid aan elkaar en in de gastvrijheid. Levendige kerkgemeenschappen worden tenslotte gekenmerkt door geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing.

Johannes de Doper had het over de ‘verborgen’ Christus, midden onder ons. Wanneer wij als kerkgemeenschap de vruchten van de Geest uitdragen, dan maken wij Christus meer zichtbaar, dan is de Vredevorst een stap dichterbij, dan kunnen wij ons meer verheugen, ook al is het signaal van Jezus’ werkelijke komst nog niet gefloten…