woensdag 21 november 2012

“Mij geschiede naar uw woord” (Lc 1,38). Op 8 december word ik tot priester gewijd.

P.P. Rubens: “De Visitatie”, zuidtransept O.-L.-Vrouwekathedraal Antwerpen

Op 4 oktober van dit jaar bezocht paus Benedictus XVI de mariale bedevaartplaats Loreto, nabij de Italiaanse kuststad Ancona. Hij droeg er, in aanwezigheid van een 10.000-tal gelovigen, een pontificale Eucharistieviering op. Met zijn bezoek, aan de vooravond van het ‘Jaar van het Geloof’ en van de bisschoppensynode naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van de opening van het Tweede Vaticaans Concilie (11 oktober 1962), plaatste Benedictus zich nadrukkelijk in de voetsporen van zijn voorganger, paus Johannes XXIII. Dag op dag, precies vijftig jaar eerder, deed Johannes XXIII eveneens het Mariaheiligdom aan, om er de voorspraak van Maria voor het welslagen van het concilie af te smeken. In zijn homilie van 4 oktober stelde paus Benedictus dat ook hij naar het heiligdom in Loreto was gekomen om het ‘Jaar van het Geloof’ en de bisschoppensynode van oktober 2012 met als thema ‘Nieuwe evangelisatie voor het overdragen van het christelijk geloof’ aan Maria toe te vertrouwen.

Paus Johannes XXIII vertrouwde het Tweede Vaticaans Concilie toe aan de moeder van Christus. Ook paus Benedictus plaatst het ‘Jaar van het Geloof’ in handen van Maria. Is zij toch het toonbeeld van wat gelovig zijn betekent, zij die, zoals de Schrift ons leert, geen beperkingen stelde aan de manier waarop God in haar leven werkzaam was en die, zonder te weten wat de consequenties van haar antwoord zouden zijn, haar ja-woord gaf aan de Heer.

Op 8 december 2012, het feest van Maria Onbevlekt Ontvangen, zal ik in de Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwekathedraal de priesterwijding ontvangen. Ons bisdom krijgt er dus een priester bij. Tegen de achtergrond van de roepingencrisis, waarvan de gevolgen in onze plaatselijke kerk steeds sterker voelbaar zijn, mag dit gebeuren hopelijk een lichtpuntje betekenen. Het is alles behalve een toeval dat deze plechtigheid op deze bewuste dag in de jaarkrans van Mariafeesten valt. Dat de Moeder van Christus tijdens dit ‘Jaar van het Geloof’ een bijzondere plaats toebedeeld krijgt, daar werd inleidend naar verwezen. Op haar bijzondere rol in het geloofsleven van de Kerk staan dit jaar de schijnwerpers gericht.

Maria is bovendien van uitzonderlijke betekenis voor de Antwerpse kerk. Zij is patrones van onze kathedraal, van het bisdom en van de stad. Vergeten we niet te vermelden dat op 8 december 1961 met de pauselijke bul Christi Ecclesia het bisdom Antwerpen werd heropgericht - we mochten vorig jaar de vijftigste verjaardag van deze gebeurtenis vieren met een liturgische uitvoering van de Mariavespers van Claudio Monteverdi in de kathedraal. Is het bovendien een toeval dat het laatste grote concilie dat we dit jaar op bijzondere wijze gedenken en vieren en dat, zoals aangehaald, aan de heilige Maagd werd toegewijd, op het feest van Maria Onbevlekt Ontvangen werd gesloten? In zijn homilie van 8 december 1965 bij de afsluiting van het Tweede Vaticaans Concilie noemde paus Paulus VI “de schoonheid van de onbevlekte maagd Maria” een “bron van inspiratie, aanmoediging en vertrouwen.” 

Een ander feit dat mede een rol heeft gespeeld bij de keuze van mijn wijdingsdatum is mijn lidmaatschap van de Derde Orde van de Karmel. Sinds een aantal jaar komen we maandelijks met een vier-, vijftal mensen samen om ons te verdiepen in de karmelspiritualiteit. Gebed neemt een belangrijke plaats in bij deze bijeenkomsten, ook de geestelijke lezing van teksten van grote mystici uit de karmeltraditie. Tenslotte denken we na over de manier waarop we als Derde Ordeling aan ons apostolaat vorm kunnen geven. Naast Elia, de profeet uit het Oude Testament, is Maria een belangrijke figuur in de Karmel. Beiden vormen ze de fundamenten waarop de gehele karmeltraditie is gebouwd. 

En tenslotte, een laatste reden waarom ik mijn priesterwijding heb willen laten samenvallen met een belangrijk Mariafeest: aangezien ik geboren ben in de maand mei, hebben mijn ouders mij met de keuze van mijn tweede voornaam ook aan de Heilige Maagd toegewijd. De keuze voor 8 december als dag van mijn priesterwijding ligt dus enigszins voor de hand. Vanwege de plaats die Maria in het leven en de traditie van de Kerk (en in het bijzonder in die van ons bisdom), en in mijn persoonlijke spirituele weg inneemt, wil ik dan ook mijn priesterschap aan de beschermende zorg van de Heilige Maagd toevertrouwen. De ogen gericht op de moeder van de Heer, zonder weliswaar de vergissing te begaan haar de eer te geven die haar zoon toekomt. We mogen het niet zo ver drijven dat zij ons uiteindelijk het zicht op Christus zou kunnen belemmeren. Integendeel, zij richt onze blik verder naar haar zoon. We hebben Maria nodig om Jezus helemaal te begrijpen. Jezus zelf heeft ons aan de zorg van Maria toevertrouwd: “Vrouw, ziedaar uw zoon” (Joh 19,26). En andersom: Maria verwijst haar kinderen door naar Jezus. Ze houdt hen niet voor zichzelf: “Doe maar wat Hij u zeggen zal” (Joh 2,5).

Als thema voor de priesterwijding koos ik voor het vers uit het Lucasevangelie: “Mij geschiede naar uw woord” (Lc 1,38). Het is ontleend aan de Evangelielezing van het feest van Maria Onbevlekt Ontvangen. We kennen dit vers uit het angelus: “Zie de dienstmaagd des Heren. Mij geschiede naar uw woord.” Het is wat Maria antwoordt op de boodschap die haar van Godswege via de engel wordt gebracht: “Zie, gij zult zwanger worden en een zoon ter wereld brengen en gij moet Hem de naam Jezus geven. Hij zal Zoon van Allerhoogste genoemd worden. De heilige Geest zal over u komen en de kracht van Allerhoogste zal u overschaduwen.” Maria mag dan wel schrikken van Gods woord, wanneer het haar door de engel wordt ‘geboodschapt’. Spoedig geeft zij echter haar onvoorwaardelijke ja-woord. Met haar antwoord aan de engel levert Maria zich totaal over aan God. Zij laat zichzelf helemaal los. En haar ja-woord maakt haar immens gelukkig. Wat dan volgt is het wonder van Gods menswording: het woord wordt vlees.

Antonello da Messina: L'Annunciata
Het fiat van Maria moge alle gelovigen tot voorbeeld strekken. Wij worden uitgenodigd om, zoals Maria, ‘ja’ te zeggen, wanneer God tot ons spreekt, wanneer Hij ons roept, tenminste wanneer wij ons écht openstellen voor de manieren waarop God ons roept: door zijn Woord, door het vleesgeworden Woord (Jezus Christus), in gebed, door omstandigheden, via mensen die we ontmoeten, …

Het beeld van de boodschap van de engel aan Maria is van toepassing op één ieders roepingsverhaal, ook op het mijne. Op verschillende momenten in mijn leven weerklonk Gods roepstem en toen ik uiteindelijk in het voorjaar van 2006 hieraan gehoor gaf – zonder duidelijk te kunnen overzien waar me dit ja-woord zou brengen – overvielen ook mij gevoelens van intens geluk. Het betekende de start van een wonderlijk verhaal waarvan we op 8 december de bekroning zullen vieren.

Op 8 december viert de Kerk het feest van Maria Onbevlekt Ontvangen. Veel mensen verwarren Maria’s Onbevlekte Ontvangenis met de maagdelijke geboorte van Jezus. Maria is niet maagdelijk geboren, maar wel als een normaal kind uit het huwelijk van Joachim en Anna. ‘Onbevlekt ontvangen’ wil zeggen dat God haar vanaf de eerste ogenblikken van haar bestaan heeft gevrijwaard van alle kwaad (in het bijzonder van de erfzonde). God heeft Maria immers uitverkoren om de moeder te zijn van de Verlosser. Vanwege deze verheven taak was Maria door God begenadigd, vanaf haar ontvangenis verlost.

Lang voordat paus Pius IX de onbevlekte ontvangenis van Maria als dogma in 1854 afkondigde, was de kerk zich van dit geloofsprincipe bewust en werd het feest al gevierd. Reeds door de kerkvaders werd de moeder van God als volkomen heilig en vrij van elke zondesmet beleden.

B.E. Murillo: Inmaculada Concepcion
Heel wat katholieken hebben vandaag de dag een wat gewrongen gevoel ten aanzien van het bestaan van dogma’s. Ze begrijpen niet waarom de Kerk dogma’s nodig heeft. Vaak gaat het om leerstellingen die moeilijk te begrijpen zijn of die als geloofspunt totaal onaanvaardbaar lijken. Wat betreft Maria’s Onbevlekte Ontvangenis heeft Kardinaal Godfried Danneels in één van zijn Kerstbrochures in zeer heldere en begrijpelijke bewoordingen beschreven wat de Kerk bedoelt met Maria’s Onbevlekte Ontvangenis:

“Een stuk uit onze droefheid is ons kort geheugen, onze kortzichtigheid. Wij vergeten dat, lang voor wij iets deden, God ons reeds alles heeft gegeven. Hij gaf ons leven en bestaan: zonder ons. Hij is ons altijd voor. Maar wij menen dat wij alles zelf moeten opbouwen, van de grond af; en dat maakt ons overbezorgd en ongerust. Wij zijn de vreugde kwijt. Door te denken dat we alles toch zelf moeten doen, sterft de vreugde in ons af; ze wordt verteerd door de koorts van oververhit verantwoordelijkheidsgevoel. En als ons zwoegen dan lukt, worden we vaak euforisch, fier. Maar als we falen ontvalt ons alle moed en vaak zijn we niet te troosten.

Zo is Maria niet: ze is noch euforisch noch ontmoedigd; in haar is enkel vreugde en dankbaarheid. Ze weet goed dat niets in haar door haar zelf is bewerkt: al wat ze heeft of is, komt uit Gods hand, het is louter genade. Nog voor ze het eerst bewoog in de schoot van haar moeder, was God al lang in haar met al zijn genade. Hij schiep haar om haar meteen te verlossen; Hij heeft haar van tevoren al bevrijd van elk mogelijk ‘neen’. Daarom is zij vol vreugde. Omdat ze leeft van dit besef: ‘God is mij altijd in alles vóór geweest’. Dit is het wat de Kerk bedoelt met Maria’s Onbevlekte Ontvangenis.” (“Verheug u Maria. Een woord bij … Kerstmis 1985”)

“God heeft het eerste woord”, zo klinkt het in het gelijknamige lied. Laten we in dit ‘Jaar van het Geloof’ met Maria antwoorden: “Mij geschiede naar uw woord.”

Op zaterdag 8 december 2012 zal ik door Mgr. Johan Bonny, Bisschop van Antwerpen, in de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal tot priester worden gewijd. De Eucharistieviering begint om 10.30 uur. Iedereen is welkom om mee te vieren.

zaterdag 27 oktober 2012

De dingen goed doen, of de goede dingen doen?

Homilie bij de 30ste zondag door het jaar B (Mc. 10,46-52)

We doen de dingen goed, maar doen we wel altijd de goede dingen? Dankzij wetenschap en techniek kunnen we veel, maar worden wij en onze wereld er altijd beter van? Het is juist: heel wat ontdekkingen hebben ons leven makkelijker en aangenamer gemaakt. Ziekten die tot voor kort nog ongeneeslijk waren, zijn vandaag goed behandelbaar. En het is ook goed dat we over deze middelen beschikken.

Maar elke ontwikkeling heeft een schaduwzijde. De technologische vooruitgang mag dan heel wat problemen hebben opgelost. Hierdoor zijn er ook nieuwe ontstaan – denken we maar aan de roofbouw op natuur en milieu of de conflicten over grondstoffen. Bovendien heeft de vooruitgang in wetenschap en techniek de mens in de illusie gesterkt dat alles maakbaar en oplosbaar is. Hij heeft God noch gebod nodig.

Het is een ontwikkeling met een eigen dynamiek, waarbij barrières neergehaald en grenzen steeds verder verlegd worden. De hang naar steeds meer, steeds hoger en verder kan soms absurde vormen aannemen. Dat bewijst de recente recordpoging van de Oostenrijker Baumgartner: een parachutesprong vanaf 39 kilometer hoogte, met een val sneller dan het geluid. We doen de dingen goed, maar laten we ons handelen wel altijd bepalen door wat werkelijk goed voor ons is? Laten we ons, buiten onze eigen wil om, ook bepalen door wat God van ons wil?

De blinde bedelaar Bartimeüs uit het Evangelie van vandaag is een voorbeeld van een Godzoeker, van iemand die, ook al is hij blind, erin slaagt met Gods ogen te kijken, te zien wat God van hem verlangt. Als blinde ziet hij beter dan de menigte die bij Jezus is.

Bartimeüs zit langs de weg en hij krijgt te horen dat het Jezus is die voorbijtrekt. ‘Jezus de Nazarener’ staat in de tekst bij Marcus: de naam voor de mens uit Nazareth. Maar in plaats van met ‘Jezus uit Nazareth’ roept Bartimëus hem toe met de kracht van een geloofsbelijdenis: “Jezus, Zoon van David”. “Zoon van David”: de lang verwachte Messias. De lijdende Dienaar, die – zoals Jezus in het Marcusevangelie aan zijn leerlingen heeft willen duidelijk maken – veel te lijden zal hebben, die, na ter dood te worden gebracht, zou verrijzen.

De leerlingen reageren met verbijstering op wat Jezus zegt. Bartimeüs antwoordt met geloof. En het is dit geloof dat hem redt: Bartimeüs kan weer zien. Hij vertrouwt zich toe aan Jezus Christus. Hij zoekt naar wat God van hem wil. De rest wordt hem erbij gegeven.

Wat een contrast met de rijke jongeling van twee zondagen geleden! Deze wilde gered worden, maar was niet bedacht op wat God van hem verlangt. Door strikte navolging van de Wet meende hij zichzelf te kunnen redden.

En wij zelf? Durven wij ons, zoals Bartimeüs, wel toe te vertrouwen aan wat God van ons wil? Of willen wij, zoals de rijke jongeling, niet te vaak de regie in eigen handen houden?

En: hoe herkénnen wij wat God van ons wil? Wanneer we het Evangelie van vandaag grondig lezen, zien we wat we moeten doen om Gods wil te herkennen en er naar te leven.

Het betekent op de eerste plaats, zoals Bartimeüs doet, belijden dat Jezus de Messias is, de Zoon van God, en Hem als dusdanig aanroepen. Het is onszelf voor Hem openstellen en ons laten raken door zijn woord.

Ten tweede betekent Gods wil herkennen onze mantel met ballast afwerpen. Ook Bartimeüs werpt zijn mantel af. Onze honger naar macht, onze hang naar succes en geld maakt ons blind voor wat God echt van ons wil.

Tenslotte, misschien wel de moeilijkste opgave, is met Jezus mee op weg gaan, samen met Jezus op weg naar Jeruzalem, zijn dood, maar ook zijn Verrijzenis tegemoet. “Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen” horen we Jezus in het Marcusevangelie zeggen. Jezus volgen betekent niet de eerste willen zijn, maar wel dienaar.

Gods wil doen is Jezus Christus volgen, is datgene afwerpen wat onze ogen vertroebelt en is je eigen kruis opnemen. Pas dan kunnen we erin slagen, niet enkel de dingen goed te doen, maar ook de goede dingen te doen.

vrijdag 28 september 2012

De Blijde Boodschap verkondigen: ons aller roeping

Homilie bij de zesentwintigste zondag door het jaar B

Over enkele dagen, op 11 oktober om precies te zijn, is het exact 50 jaar geleden dat het Tweede Vaticaans Concilie werd geopend. Met deze kerkvergadering wilde paus Johannes XXIII de Kerk bij de tijd brengen. ‘Bij de tijd brengen’: letterlijk ‘aggiornamento’, het Italiaanse woord voor modernisering.

Naar aanleiding van dit jubileum heeft paus Benedictus het Jaar van het Geloof afgekondigd en hij roept in dit verband alle christenen op het Evangelie te verkondigen. Hij roept ons allen op tot ‘nieuwe evangelisatie’. Jezus’ Blijde Boodschap verkondigen op een manier die in onze tijd wordt verstaan. In een samenleving als de onze, die religie naar de rand duwt of tot de private sfeer beperkt, is dit geen makkelijke klus.

De Blijde Boodschap brengen op een manier die mensen van vandaag verstaan. De meningen verschillen over hoe dit dan wel zal gebeuren. Grofweg kunnen we drie richtingen onderscheiden.

Er is een eerste groep die stelt dat we ons in de verkondiging moeten aanpassen aan de heersende cultuur. Echter, zoals het gezegde het treffend formuleert: een Kerk die met de tijdgeest huwt, is al snel weduwe.

Een tweede scenario is dat van de ‘heilige rest’-kerk. Voor deze groep moet verkondiging juist tegen de tijdgeest ingaan. Het is de veeleisende kerk, die de eeuwige waarheid wil verdedigen, tegen de moderne cultuur in. Het motto hier luidt: ‘buiten de Kerk geen heil’. Dat deze ‘heilige rest’ een erg kleine rest betekent, hoeft dan ook niet te verwonderen.

De derde richting houdt het midden tussen beide scenario’s. Het is de visie die mgr. de Korte, bisschop van Groningen-Leeuwarden, in zijn jongste boek Hartelijk katholiek verwoordt. Hij pleit voor een ‘helder en hartelijk’ katholicisme. De ‘heilige rest’-kerk maakt een onderscheid tussen echte en onechte katholieken en is daarom in de waarste zin van het woord ‘antikatholiek’ – want ‘katholiek’ betekent immers letterlijk: ‘universeel, ieder mens omvattend’. Mgr. de Korte stelt: “De kerk van morgen moet weliswaar streven naar een duidelijke identiteit maar altijd gecombineerd met hoffelijkheid, openheid, vertrouwen en gastvrijheid”.

Het is voor ons vandaag zeker gevaarlijk om uitspraken te doen omtrent de vraag bij welke richting Jezus zich het meest thuis zou hebben gevoeld. Maar het Evangelie van vandaag doet sterk vermoeden dat Jezus geen pleitbezorger zou zijn geweest van de ‘heilige rest’-kerk. Dit is een opvatting die echter wel bij de leerlingen blijkt te leven. We horen Johannes tegen Jezus zeggen: “Meester, we hebben iemand die ons niet volgt, in uw naam duivels zien uitdrijven, en we hebben getracht het hem te beletten, omdat hij geen volgeling van ons was.” Of, zoals we eerder in het negende hoofdstuk bij Marcus ervaren: hoe is het mogelijk dat de leerlingen er niet in slagen datgene te doen, wat iemand die niet tot hun groep behoort, wél kan, namelijk duivels uitdrijven?

Ook in de eerste lezing van vandaag horen we hoe twee mannen uit het volk Israël beginnen te profeteren, ook al bevonden ze zich niet bij de tent – vertaald naar hedendaagse begrippen zouden we zeggen: deze twee mannen waren niet van de Kerk. De tent was immers een heilige plaats, de plaats waar Mozes God ontmoette. Maar Mozes zou willen dat heel het volk profeteerde en dat Gods Geest op hen allen zou rusten. Profeteren heeft in de Bijbel een veel ruimere betekenis dan wat wij hieronder vandaag meestal verstaan. Profeteren is veel breder dan alleen de toekomst voorspellen. Profeteren in de bijbelse betekenis is een gave van de Geest. Profeteren in die zin betekent elk ogenblik waarop mensen in de kracht van de Geest woorden van God spreken, getuigen van Gods Blijde Boodschap. Kortom: elk ogenblik waarop mensen verkondigen.

En tot verkondiging zijn wij allen geroepen. Dit is niet enkel voorbehouden voor mensen die het goed kunnen uitleggen. Verkondiging kan je ook doen met weinig woorden of met eenvoudige woorden. Zelfs zonder woorden kan je aan verkondiging doen: wanneer je in het gezin, in de samenleving, in concrete daden van barmhartigheid iets kan laten zien van hoe Jezus met mensen omging.

En dat is ook wat het Evangelie van vandaag duidelijk wil maken. Het is Jezus niet om de regeltjes en verordeningen te doen. Het gaat Hem om de komst van het Koninkrijk Gods en één ieder die handelt in zijn naam, draagt bij tot de realisatie van dat Rijk.

Maar: al te vaak ontbreekt het ons aan moed om onze diepste roeping waar te maken. We sluiten ons dan in onszelf op. Er staan vaak dingen in de weg. En de beelden die Marcus in dat verband gebruikt, laten weinig aan de verbeelding over: “Dreigt uw hand u aanleiding tot zonde te geven, hak ze af. Hak uw voeten af. Ruk uw oog uit.” Wil de evangelist hier het beeld van een bloeddorstige Jezus ophangen? Ik denk het niet. De beelden zetten de boodschap kracht bij: een boodschap zonder compromissen.

Jezus wil niet dat we gehecht raken aan vergankelijke dingen, maar dat we helemaal in dienst staan van het Koninkrijk Gods. Dat is ook waartoe de paus bij het begin van het Jaar van het Geloof ieder van ons, u en ik, oproept. Hij schrijft: “Christus zendt ons vandaag evenals toen uit over de wegen van de wereld om zijn Evangelie te verkondigen aan alle volken van de aarde.” Dit is ons aller roeping. Ik wens u allen een zegenrijk Jaar van het Geloof toe. Moge Gods Geest u daarbij overvloedig kracht geven.

zaterdag 8 september 2012

"Wie de waarheid zoekt, zoekt God..."

Op 13 mei jl. ontving ik in de kapel van Bovendonk – het seminarie waar ik mijn opleiding tot priester heb gevolgd – de diakenwijding. Celebrant en bedienaar van de wijding was mgr. Liesen, de nieuwe bisschop van Breda. Ook al ben ik kandidaat priester voor het bisdom Antwerpen: op Bovendonk, als seminarie van het bisdom Breda, is het gebruikelijk dat de priesterkandidaten door de bisschop van Breda tot diaken worden gewijd. Deze bijzondere gebeurtenis betekende voor mij de bekroning van zes jaar studeren en tevens de laatste stap naar mijn priesterwijding later dit jaar. (Foto's: J. Wouters)

Het werd een feestelijk gebeuren, met een plechtige Eucharistieviering en dit onder de medewerking van mijn medestudenten, het zij als acoliet, als lid van het koor, of als man van het ontvangstcomité. Onder de aanwezigen bevonden zich ook een groep jongeren uit het bisdom Breda die zich voorbereidt op de reis naar de Wereldjongerendagen (2013) en mgr. H. Ernst, emeritus-bisschop van Breda en stichter van de opleiding. Van de jongeren zelf, en op basis van wat tijdens hun maandelijks geloofsgesprek werd ingebracht, kreeg ik te horen dat zij de diakenwijding als erg indrukwekkend hebben ervaren.

In aansluiting op de Evangelielezing van die zondag (Joh 15,9-17) werd de viering onder het volgende ‘credo’ geplaatst: “Niet gij hebt Mij uitgekozen maar Ik u, en Ik heb u de taak gegeven op tocht te gaan en vruchten voort te brengen die blijvend mogen zijn.”

Het ambt van diaken

De Kerk vraagt, dat iemand die priester wil worden eerst diaken wordt. In dit verband spreekt men van het ‘transeunte’ diaconaat, dat letterlijk ‘voorbijgaand’ betekent (in tegenstelling tot het permanente diaconaat), dit om aan te duiden dat het de bedoeling is dat de kandidaat uiteindelijk tot priester wordt gewijd.

Van de diaken wordt verwacht dat hij het Evangelie verkondigt, oog heeft voor de nood van mensen en zich voor hen inzet. Hij volgt daarin Jezus, die de Geest ontvangen heeft om aan armen uitzicht te geven, bevrijding te brengen en recht te doen. De karakteristiek van de diaken moet aanwezig blijven in de priester: vandaar dat de diakenwijding aan de priesterwijding voorafgaat.

De diaken kan dopen, hij kan assistent zijn bij de sluiting van een kerkelijk huwelijk en in de viering is hij aangewezen voor de verkondiging van het Evangelie en de voorbede.

Het ritueel van de wijding

Na de Evangelielezing vindt de keuze van de wijdeling plaats: de kandidaat wordt opgeroepen naar voren te komen, waarna er namens de kerkgemeenschap een getuigenis over hem wordt afgelegd. Rector Norbert Schnell sprak over de karmelietes Edith Stein als één van mijn inspiratiebronnen en met name haar uitspraak: “Wie de waarheid zoekt, zoekt God.”


Bisschop Liesen knoopte in zijn homilie aan bij de lezingen van de zondag waar de Romeinse honderdman Cornelius onderdak verleende aan Petrus en hem met een voetval eert (Handelingen 10). Hij deed dit omdat hij in Petrus de liefde van God onderkende. Volgens de bisschop legt ook de kandidaat voor het transeunte diaconaat en uiteindelijk het priesterschap zijn leven neer voor Petrus, de apostel die zijn leven als getuige gaf. De bisschop wenste mij toe dat de mensen, net als in Petrus, de genade van God in mij zouden erkennen: “je mag ook net als Petrus groeien in Gods liefde en in die ervaring bevestigd worden, waardoor je in staat zult zijn Gods genade door te geven en te herkennen waar je ze ontmoet. God geve je dat je met de hulp en het gebed van je ouders, familie, vrienden zo’n Petrus mag zijn in de kerk van onze tijd.”

Na de homilie volgt de belofte van de wijdeling: ondervraagd door de bisschop verklaart hij, dat hij tot diaken gewijd wil worden en diaconale taken op zich wil nemen. Ook belooft hij gehoorzaam te zullen zijn aan zijn bisschop, en ongehuwd te willen blijven als teken van zijn toewijding aan Jezus Christus (celibaat).


Tijdens de litanie van alle heiligen ligt de kandidaat plat ter aarde: dit is een heel oude gebedshouding; het is een uiting van ontzag en eerbied voor God en een volledige overgave aan Hem.


Het eigenlijke moment van de wijding is de handoplegging in stilte door de bisschop


gevolgd door het wijdingsgebed. Hierin wordt God geprezen en worden de gaven van zijn Geest gevraagd om het diaconale dienstwerk te kunnen verrichten.


Dan wordt de diaken bekleed met de liturgische kleding die bij zijn ambt hoort: de stola die schuin over de borst wordt gedragen, en de dalmatiek.

Hij krijgt het Evangelieboek overhandigd met het oog op de verkondigingstaak.


De vredeskus besluit het wijdingsritueel (het is een antwoord van de bisschop op de belofte van trouw van de wijdeling)


en een begroeting door de aanwezige diakens.


Tijdens het vervolg van de viering mijn eerste diaconale assistentie.


Aansluitend gezellig samenzijn bij een drankje


en gelukwensen in ontvangst nemen


Klik voor het volledige fotoalbum.

8 september: Geboorte van de Heilige Maagd Maria


zondag 12 augustus 2012

Jezus: enkel die man uit Nazareth of 'Zoon van de Allerhoogste'?

Homilie bij de negentiende zondag door het jaar - B
Joh. 6,41-51

Het is nog volop vakantietijd. En wanneer mensen op reis vertrekken, dan voegen ze vaak een goed boek toe aan hun inpaklijst. Dikwijls een boek dat men al een hele tijd had willen lezen, maar gedurende het werkjaar is men er nooit toe gekomen. Of misschien brengt men tijdens de zomermaanden een bezoekje aan de bibliotheek om boeiende lectuur te vinden voor de vrije momenten thuis. De Belgische zomers lenen er zich meestal toe.

In het liturgische jaar B krijgen we tijdens de zomermaanden vanuit de Schrift ook boeiende vakantielectuur aangeboden. Sinds een aantal zondagen hebben we kunnen luisteren naar het zesde hoofdstuk uit het Johannesevangelie. Dit hoofdstuk wordt ook wel de ‘Broodrede’ genoemd. Er is veel sprake van brood. Het begint met de broodvermenigvuldiging – herinnert u zich nog de Evangelielezing van twee zondagen geleden. Vorige week hoorden we Jezus zeggen: “Ik ben het brood des levens: wie tot Mij komt zal geen honger meer hebben”. En vandaag klinkt het als volgt: “Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald.” Boeiende lectuur: in elk geval! Maar ook moeilijke lectuur! Het zit vol betekenissen.

We weten dat Jezus vaak in gelijkenissen, in parabels, sprak om moeilijke gedachten voor zijn toehoorders begrijpelijk te maken. In het Johannesevangelie maakt Jezus echter geen gebruik van parabels, van verhalen, maar van beelden, voorafgegaan door “Ik ben…”. We horen Jezus in het Johannesevangelie zeggen: “Ik ben de goede herder”, “Ik ben het licht van de wereld”, “Ik ben de deur”, “Ik ben de ware wijnstok”, - en vandaag: “Ik ben het brood des levens”.

Zonet hoorden we Jezus zeggen: “Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet zal hij leven in eeuwigheid.” De Evangelietekst gaat over wie Jezus is en waar Hij vandaan komt. Ook wij worden weer uitgenodigd een antwoord te geven op de vraag die Jezus in een ander Evangelie aan zijn leerlingen stelt: “Wie zegt gij dat Ik ben?”

Mocht je deze vraag aan mensen van onze tijd voorleggen – en vroeger moet het niet anders zijn geweest – dan zou dit tot zeer uiteenlopende antwoorden leiden. Heel wat mensen zouden ongetwijfeld zeggen dat Jezus een heel bijzonder mens moet zijn geweest, die grootse dingen heeft gedaan, die een aantal wantoestanden in zijn tijd aanklaagde, een man die zijn tijd ver vooruit was.

Dat is allemaal wel waar, maar de antwoorden geven enkel iets weer van Jezus als mens en zeggen niets over de grond van waaruit Jezus deed wat Hij heeft gedaan. Ze kijken naar Jezus zoals de Joden uit het Evangelie doen, wanneer deze zeggen: “Is dit niet Jezus, de zoon van Jozef, en kennen wij zijn vader en moeder niet?”

Wij, christenen, worden vandaag opnieuw uitgenodigd om met een gelovige bril naar Jezus te kijken. En dan krijgen zijn uitspraken een diepere betekenis. Voor wie niet gelooft, zijn ze aanstootgevend. De Joden morren, omdat Jezus heeft gezegd dat Hij het brood is dat uit de hemel is neergedaald. Straffe uitspraken zijn het wel, maar het was Jezus niet om zijn eigen eer te doen. In een later hoofdstuk zal Jezus zeggen dat Hij niet uit zichzelf gekomen is, maar dat de Vader Hem gezonden heeft. In het leven van Jezus staat er altijd iemand op de achtergrond die men nooit ziet: de Vader. “Niemand heeft ooit God gezien; de Eniggeboren Zoon, die in de schoot van de Vader is, Hij heeft Hem doen kennen”, klinkt het in de proloog tot het Johannesevangelie.

Het stukje Evangelie van daarnet plaatst de relatie van Jezus tot de Vader op de voorgrond. Jezus komt van veel verder dan van Nazareth, zo blijkt. Hij komt uit de Vader, “uit de hemel neergedaald”, door de Vader in de wereld gezonden om voor ons tot voedsel te zijn. Het eten van het brood dat Jezus is, betekent: luisteren naar wat Jezus zegt en dat aannemen. Het eten van dit brood wil zeggen: doorslikken dat Jezus van God vandaan komt; dat Jezus het geschenk van God is aan deze wereld die honger heeft naar leven.

Door de Vader in de wereld gezonden om voor ons tot voedsel te zijn. Dit alles is geschied, vooraleer wij zelf ook maar iets gedaan hebben. Aan ons om op dit aanbod van genade een antwoord te geven. Aan ons om te zeggen wie Jezus voor ons is. Is Hij enkel die man uit Nazareth, zoon van Jozef en Maria? Of is zijn plek bij de Vader, ‘Zoon van de Allerhoogste’?

(inspiratie werd onder meer gevonden bij: Sjef van Tilborg, Johannes, Boxtel 1988 en Godfried Danneels, Een mens om van te houden. Een God om in te geloven. Een woord bij… Kerstmis 1994, Mechelen 1994)

vrijdag 10 februari 2012

Je bent nu eenmaal in een traditie geboren

"Daarom is mij het idee van Newman dierbaarder, die zei dat een mens gewoon moet accepteren dat hij in een traditie geboren is. En vanuit die traditie moet je zo eerlijk mogelijk aan het denken gaan. En als je dat zo eerlijk mogelijk doet, laat je aan het eind die traditie in een betere toestand achter dan je haar aantrof, doordat je er een aantal fouten hebt uitgehaald en een aantal waarheden helderder hebt laten doorwerken. Ofwel je ontmoet een andere traditie, die jou nog beter lijkt dan je tot dan toe ontvangen hebt. Beide wegen kunnen goed zijn, maar het idee dat je op een nulpunt zou kunnen starten, is een onzinnig idee."

Uit: Jozef Wissink, Begeesterd. Theologische reflecties over God, persoon en gemeenschap. 2011