zondag 27 oktober 2013

"God, wees mij zondaar genadig"


6e eeuw, mozaïek; Italië, Ravenna, San Apollinare Nuovo

Homilie bij de 30ste zondag door het jaar C (Lc 18,9-14)

Vier jaar geleden, in 2009, was er het officiële afscheid van mgr. Van den Berghe als Bisschop van Antwerpen. Hij vatte toen zijn periode als bisschop samen met een vers van Augustinus: “Zoek naar verdienste, zoek naar oorzaak, zoek naar recht, en zie of gij iets anders vindt dan genade!” Als bisschop leefde en handelde mgr. Van den Berghe zeer sterk vanuit het besef dat alles genade is. “Tout est grâce”, zoals de heilige Theresia van Lisieux het formuleerde.

Overtuigd zijn van eigen verdienste, of erkennen dat alles genade is: het zijn twee grondhoudingen die we vandaag in het Evangelie terugvinden. Aan de ene kant een farizeeër, aan de andere kant een tollenaar.

De farizeeër beschouwt zichzelf als rechtvaardig. Hij is ongetwijfeld een goed man, die zich strikt aan de Wet houdt, ja zelfs meer doet dan de Wet voorschrijft. Hij vast tweemaal per week en geeft tienden van al zijn inkomsten. Daarom staat hij hoog aangeschreven bij God en bij de naaste, zo meent hij. Maar de grote fout (eigenlijk de zonde) die hij begaat, is zijn hoogmoed: “Laat me alsjeblief niet zijn als die anderen, die handelen tegen de Wet: rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of de tollenaar” die vervolgens in beeld komt.

Tollenaars stonden in Jezus’ tijd niet hoog aangeschreven. Vaak hielden zij er oneerlijke praktijken op na bij het innen van belastingen en ze werden ervan verdacht mee te heulen met de Romeinse bezetter, met de vijand dus. Maar anders dan de farizeeër is de tollenaar zich bewust van zijn eigen beperktheid en zondigheid. Wanneer hij voor God treedt, durft hij zijn ogen niet op te heffen, klopt hij zich op de borst en smeekt God om genade.

De vraag die wij ons in dit verband moeten durven stellen, is dan ook deze: welke houding neem ik aan, wanneer ik voor God treed? Die van de farizeeër? Of die van de tollenaar? Ben ik, als die farizeeër, zo vol van mezelf en van mijn eigen goedheid, dat er in mijn hart geen plaats meer is voor Gods genadevolle werking, voor verandering en bekering? We moeten het bij onszelf eens nagaan.

Ik maak het regelmatig mee dat mensen hun reserves uitspreken bij de schuldbelijdenis in een kerkelijke dienst. Dit komt dan wel eens ter sprake, wanneer ik met mensen samenzit om de uitvaart voor hun geliefd familielid voor te bereiden. Het gebeurt dat ze dan vragen: “Kunnen we de schuldbelijdenis niet weglaten, want ik heb met mijn vader, moeder, broer of zus alles uitgeklaard wat er uit te klaren viel? Toen hij of zij heenging, waren we volledig met elkaar verzoend.” Dat is mooi zo, maar het maakt ons ook blind voor die keren dat we iemand tekort deden, misschien zonder dat we het beseften. Indien niet de overledene, dan misschien wel diegene die bij het afscheid naast ons zit. En wie kan beweren dat hij tegenover God zonder schuld staat, volledig rechtvaardig en heilig?

In een hart dat overloopt van eigen verdienste en zelfgerechtigheid is er geen ruimte meer voor Gods gerechtigheid en genade. Wie zulk een hart heeft, kan zich door God ook niet bemind weten. Wie zulk een hart heeft, kan ook niet echt ervaren wat het betekent, geheel onverdiend, Gods barmhartigheid te ontvangen. En bovendien slaagt zo iemand er ook niet in zélf liefde te geven. Dit leert ons het voorbeeld van de farizeeër.

Deze week viert de Kerk het hoogfeest van Allerheiligen. Allerheiligen gaat op de eerste plaats niet over die groep mannen en vrouwen die vanwege het deugdzaam leven dat ze hebben geleid de status van heilige hebben verworven. Trouwens waren ook zij veelal mensen met hun kleine kantjes en hun zonden. Allerheiligen gaat in de eerste plaats over ons, want wij allen zijn geroepen tot heiligheid. Heiligheid betekent dan niet te koop lopen met wat men allemaal aan goede werken verricht. Neen, heilig is diegene die zijn eigen kleinheid en zondigheid erkent, maar die zich vanuit die beperktheid toevertrouwt aan Gods liefde en barmhartigheid.

Om deze roeping tot heiligheid te vervullen, is geen krachtmeting nodig. Integendeel: het is God in je leven laten werken en zo iets van Hem zichtbaar maken in deze wereld. Dat is geen onoverkomelijke opdracht. Dat kunnen we allemaal. Aan ons om ons te laten raken door Gods goedheid en te leven in goedheid voor de mensen om ons heen.

maandag 30 september 2013

Homilie bij het huwelijk van Nathalie Hannaert en Geert Vinck

gehouden in de parochiekerk Heilige Familie te Brasschaat op zaterdag 28 september 2013

Lezingen:
Gen 2,18-24
1Kor 12,31-13,8a
Mc 10,6-9

Voor je huwelijksmis kozen jullie, beste Nathalie en Geert, voor drie mooie teksten uit die grote verzameling boeken die de Bijbel rijk is. Drie mooie teksten die gaan over de huwelijksliefde zoals ze wordt begrepen binnen onze joods-christelijke traditie. De teksten bieden inderdaad een bloemlezing van wat de Bijbel ons wil vertellen over de huwelijksliefde en over dé liefde in de diepste betekenis van het woord.

De eerste lezing is uit het Oude Testament: het gedeelte dat min of meer overeenkomt met de joodse Bijbel. De twee andere komen uit het Nieuwe Testament. Bij één tekst gaat het om een brief, namelijk één van Paulus. De lezing die we als laatste gehoord hebben is die uit het Evangelie volgens Marcus. Een tekst uit het eerste verbond dus, een brief en een stuk blijde boodschap, want dat is ook wat ‘Evangelie’ letterlijk betekent.

En wat ook opvalt: de eerste lezing en de Evangelielezing hebben inhoudelijk iets met elkaar gemeen. De tweede lezing lijkt tussen de twee anderen te zijn ingeschoven en staat zo in het centrum. Niet enkel letterlijk in het centrum. Ze vormt ook inhoudelijk de kern, omdat ze aan de andere twee hun diepere betekenis verleent.

Evangelie en eerste lezing gebruiken hetzelfde beeld voor het huwelijk: man en vrouw worden volkomen één, man en vrouw zullen één vlees worden, zo lezen we in het Evangelie. De ene tekst is een duidelijke verwijzing naar de andere. Het beeld van man en vrouw die volkomen één worden benadrukt het onvoorwaardelijke karakter van de huwelijksliefde. Wie volkomen één is met de ander, treedt de ander niet tegemoet met voorwaarden en beperkingen, met een zeker voorbehoud. Waar twee één zijn geworden is er geen sprake van een tijdelijk contract of houdbaarheidsdatum. “Wat God heeft verbonden, mag een mens niet scheiden.”

Tijdelijkheid en voorwaardelijkheid: daar willen jullie, beste Nathalie en Geert, niet voor gaan. En dat is een keuze die bewondering afdwingt, zeker in een tijd als de onze, die het blijkbaar meer moet hebben van kortstondige engagementen en waarin mensen elkaar tegemoet treden met strenge voorwaarden, waaraan voornamelijk de ander moet voldoen. Een duidelijk teken van deze ontwikkeling is het feit dat er in ons land in de eerste helft van dit jaar meer samenlevingscontracten dan huwelijken werden gesloten. Zichzelf wegschenken en daardoor voor een stuk de controle over zichzelf verliezen: het is blijkbaar niet besteed aan heel wat mensen in onze tijd.

Man en vrouw die volkomen één worden, die één vlees worden. Om bij het beeld van het vlees te blijven: Het huwelijk betekent echter geen eenheidsworst. Zoals een lichaam één is, maar uit verschillende ledematen bestaat, met elk hun specifieke functie, zo moeten de twee partners binnen een huwelijk de ruimte krijgen om hun eigenheid te bewaren, hun specifieke talenten en sterkten uit te spelen, ten bate van de eenheid. Eenheid in verscheidenheid. Anders werkt het huwelijk verstikkend.

Beste Nathalie en Geert, jullie hebben niet enkel jullie ja-woord uitgesproken voor de ambtenaar van de burgerlijke stand. Jullie brengen je huwelijksverbintenis vandaag ook voor God, om ze door Hem te laten bezegelen. Dat doen jullie vanuit je geloof dat God de bron is van alle liefde en dat Hij jullie liefde verdiept en tot voltooiing brengt. Daar mogen jullie op vertrouwen. Onze God is immers een trouwe God. Een God die steeds met jullie mee zal gaan, gedurende jullie gehele verdere leven, ook al zal je dit niet altijd even duidelijk merken. Er zullen wellicht momenten van Godsverduistering zijn, maar op de keper beschouwd, laat Hij jullie nooit in de steek.

Zijn liefde wordt immers gekenmerkt door wat Paulus in zijn brief aan de Korintiërs beschrijft: Ze is lankmoedig en goedertieren, ze is niet afgunstig, zij praalt niet, ze geeft niet om de schone schijn en zoekt zichzelf niet. Zij laat zich niet kwaad maken en rekent het kwade niet aan. Alles verdraagt zij, alles gelooft zij, alles hoopt zij, alles duldt zij. Dit is de volmaakte liefde, Gods liefde.

Moge zij jullie huwelijksliefde bezielen, wel wetende dat streven naar volmaaktheid goed is, maar tegelijkertijd een ideaal is en blijft dat we als mens, met onze beperkingen, nooit ten volle kunnen waarmaken. Het niet volledig waarmaken van dit ideaal mag daarom ook niet tot moedeloosheid of scrupules leiden, maar moet ons helpen beseffen dat wij maar mensen zijn, met onze schaduwkanten en ons tekortschieten en dat wij de ander en God voor onze onvolmaaktheden steeds om vergeving mogen en durven vragen. Gods liefde verheugt zich niet over onrecht, maar vindt haar vreugde in de waarheid. Beste Nathalie en Geert, ik wens jullie van harte een mooie toekomst toe, samen in liefde, waarheid en daardoor ook vreugde.

zaterdag 31 augustus 2013

Homilie voor de huwelijksviering van Julie Van Rompaey en Erwin Monstrey

Op zaterdag 31 augustus 2013 was het de eerste maal dat ik een huwelijk mocht inzegenen. In de parochiekerk O.-L.-Vrouw Onbevlekt Ontvangen te Maria-Ter-Heide (Brasschaat) hield ik toen volgende homilie:

Lezingen:
Fil. 4,4-9
Joh. 15,12-17

Bij het idee dat een priester een huwelijk inzegent, worden vaak de wenkbrauwen gefronst. Dat een diaken een huwelijk inzegent: daar kan men nog inkomen. Een diaken mag volgens de regels van de kerk gehuwd zijn, maar een priester die celibatair leeft? Wat weet die over de echtelijke liefde?

Welnu, toen ik zeker wist dat ik priester wilde worden, had ik dezelfde vlinders in mijn buik als die jullie, beste Julie en Erwin, voelden toen jullie meer en meer tot elkaar werden aangetrokken. Deze gevoelens verdiepten zich ook bij jullie tot iets heel fundamenteels waarvan jullie vandaag de bevestiging en bekroning vieren, maar waarvan we de verdere draagwijdte nog niet kennen, laat staan er ons iets bij kunnen voorstellen. Het belangrijkste deel van jullie verhaal moet nog geschreven worden.

Maar het meest wonderlijke in dit hele gebeuren blijft toch wel de vraag welke kracht het is die mensen ertoe brengt steeds opnieuw het goede te kiezen, en ook voor elkaar doet kiezen. Het is een vraag die betrekking heeft op het wonder van de huwelijksliefde, maar die ook van toepassing is op de weg die een religieus of priester volgt in zijn roeping.

Het antwoord op deze vraag vinden we verwoord in het Evangelie dat jullie voor vandaag kozen, beste Julie en Erwin. En, toeval of niet, laat het nu net dit Evangelie zijn dat ook op mijn diakenwijding, de laatste en beslissende stap voor mijn wijding tot priester, werd gelezen. In dat Evangelie zegt Jezus tot zijn leerlingen: “Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt zoals Ik u heb liefgehad.” Waarmee Jezus ons wil duidelijk maken: enkel die menselijke liefde is oprecht en waarachtig, die haar bron uitsluitend in God zelf, oorsprong van alle liefde, vindt. Dit hebben jullie, Julie en Erwin, op jullie gezamenlijke weg heel sterk ervaren, wat de reden is waarom jullie je huwelijksverbintenis vandaag ook voor God willen brengen en door Hem laten bezegelen.

De liefde die Jezus hier bedoelt, is de liefde die Hij zelf heeft voorgeleefd, zeer radicaal, met als uiterste consequentie de dood op het Kruis: “Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden.”

Beste Julie en Erwin, jullie hebben beiden farmacie gestudeerd en zijn ondertussen ook actief in apothekerszaken. Jullie vormen een onmisbare schakel om mensen trachten weer gezond te maken die onder lichamelijk en psychisch lijden gebukt gaan. In de jaren negentig heb ik een tijdlang in Duitsland gewoond. En ik herinner me hoe ik op zekere dag naar de dokter moest. Ik denk dat ik een griep te pakken had gekregen. En ik vertelde aan de dokter wat ik tot dan toe aan medicatie reeds had ingenomen om me wat beter te voelen. Ik noemde de naam van een geneesmiddel dat ik uit België had meegenomen – het moet Sedergine of iets dergelijks geweest zijn. Als Duitser had de arts natuurlijk nog nooit van de naam Sedergine gehoord en hij vroeg me waar dat medicament dan wel goed voor was. En ik antwoordde hem, een beetje onbezonnen: “Dat is iets da voor alles goed is.” Waarop de dokter: “Wat? Hebt u het medicament gevonden dat voor alles goed is? Ongelofelijk! Zeg me waar ik het kan kopen!”

Het middel dat voor alles goed is, bestaat in de geneeskunde uiteraard niet. Maar erbuiten bestaat het wel. Het – of liever Hij – heet: Jezus Christus. Want Jezus geneest ons, mensen, wel degelijk. Hij biedt ons kracht, telkens wanneer wij samenkomen rond zijn Woord en uitgenodigd worden rond zijn Tafel. Hij biedt ons kracht wanneer Hij in het Evangelie tot ons spreekt en wanneer Hij onder ons aanwezig komt in de sacramenten. Bijvoorbeeld in het sacrament van de Eucharistie, maar ook in dat van het huwelijk, dat jullie, beste Julie en Erwin, elkaar zo meteen zullen toedienen.

En Jezus zal met jullie steeds mee op weg gaan, gedurende jullie gehele verdere leven, ook al zal je dit niet altijd even duidelijk zien. Hij zal jullie als een goede vriend steeds terzijde staan, op de vreugdevolle momenten, maar vooral ook op de moeilijkste. Dit is een belofte die Hij aan jullie doet. Daar mogen jullie op vertrouwen. Met die belofte maakt Hij vandaag reeds een begin, wanneer Hij jullie liefde voor elkaar met zijn liefde zal bezegelen.

Moge de Heer als die beste vriend die jullie steeds terzijde wil staan in jullie verdere leven als gehuwden ook steeds een plaats krijgen. Niet een plaats als wandversiering naast zovele andere mooie prenten. Neen, Christus wil niet minder dan de hoeksteen zijn, of sterker nog, het fundament van jullie leven. Aan jullie om op dit aanbod in te gaan. En aan jullie om te getuigen dat Christus jullie leven als gehuwden ook werkelijk draagt.

Op welke wijze kan dit beter geschieden dan wat Paulus in de eerste lezing beschrijft? Hij heeft het over de vreugde, hij schrijft: “Laat iedereen u kennen als vriendelijke mensen.” En hij roept ons op om aandacht te schenken aan alles wat waar, edel, rechtvaardig, zuiver, liefelijk, eervol, deugdzaam is. Wanneer jullie je, in de liefde voor elkaar, gedragen weten door Gods liefde, kan er niets anders dan vreugde en vrede zijn in jullie leven, zoals ook Paulus schrijft.

Beste Julie en Erwin: die vreugde en vrede wens ik jullie toe in jullie verdere leven. “Moge de vrede van God uw hart en gedachten in Christus Jezus bewaren.”

woensdag 5 juni 2013

Trinitatis

Homilie bij het feest van de heilige Drie-eenheid


In eenvoudige mensentaal proberen uit te leggen wat we bedoelen met de drie-ene God, Vader, Zoon en Heilige Geest: dat is allesbehalve makkelijk. Het is een geloofsmysterie dat ons verstand te boven gaat en waarmee we aan de grenzen van onze taal stoten. Daarom dat weinig mensen er iets mee kunnen, met dat feest van de heilige Drie-eenheid.

Kerstmis: daar kunnen we ons concreet iets bij voorstellen. Dat een mens genaamd Jezus ongeveer 2000 jaar geleden is geboren en dat die Jezus anders was dan alle andere mensen. Pasen wordt al een heel stuk moeilijker: na ter dood te zijn gebracht, is Jezus verrezen uit de doden. Pinksteren gaat nog een stap verder: hoe moeten we ons in Godsnaam die heilige Geest voorstellen? Om dan maar te zwijgen van een feest zoals vandaag, dat ons oproept onze God te zien als drievuldig en toch als één enkele God. Want eigenlijk kunnen we God met ons kleine verstand nooit vatten.

In dit verband is er het verhaal over de kerkvader Augustinus die op een dag langs het strand liep. In gedachten verzonken liep hij na te denken over het mysterie van één God in drie personen. Toen zag hij een jongetje dat een kuiltje had gegraven in het zand en met een schelp bezig was water uit de zee in dit kuiltje te scheppen. “Wat doe je daar?” vroeg Augustinus. “O,” zei het jongetje, “u ziet toch dat ik bezig ben de zee in dit kuiltje te scheppen.” “Dat zal wel moeilijk gaan,” antwoordde Augustinus, “die grote zee in dat kleine kuiltje.” “Juist,” zei het jongetje, “dat kan ook niet, evenmin als uw klein mensenverstand het mysterie van de eeuwige God kan bevatten.”

We kunnen de eeuwige God met ons verstand niet vatten, maar wat we wel kunnen, is trachten deze God op het spoor te komen, in ons leven, in onze wereld. Want als het feest van de heilige Drie-eenheid ons iets wil duidelijk maken, waar wij mensen, vandaag, wel iets mee kunnen, dan is het wel dit: dat er een God is, die zich niet opsluit in zijn eigen wereldje, maar die verbondenheid zoekt, die in onze wereld sporen van zijn aanwezigheid heeft nagelaten en nog steeds nalaat.

Het Oude Testament geeft de geschiedenis weer van een God die onderweg is met het volk dat Hij het Zijne noemt, het volk Israël. En hoe dit volk deze God ervaart in perioden van welvaart en vrede, maar ook in tijden van vernedering en ellende.

Maar het meest opmerkelijke en zichtbare spoor heeft God nagelaten door zijn Zoon te zenden, Hem die ons de Vader heeft doen kennen. Wie Jezus ziet, ziet de Vader.

En bij zijn afscheid heeft Jezus ons de Heilige Geest beloofd, ‘de Helper’, zoals Hij in het Johannesevangelie door Jezus wordt genoemd. De Heer blijft bij ons in zijn Geest. Het is diezelfde Geest die mensen bij elkaar brengt en tot Kerk maakt. En de Heer blijft in de Kerk aanwezig met zijn Geest.

Meestal voelen wij beter aan wanneer de Heer afwezig is – wanneer de Geest schijnbaar uit de Kerk is –, dan wanneer Hij aanwezig is. We zeggen soms dat de Heer in onze Kerk afwezig is, wanneer we met misbruik van macht of vertrouwen worden geconfronteerd, kortom wanneer er dingen gebeuren die niet stroken met de evangelische waarden waar wij als Kerk voor willen staan.

Anderzijds herken ik vele plaatsen in de Kerk, waar God wel aanwezig is, waar Gods Geest wel werkzaam is. Overal waar men mensen in nood nabij wil zijn: mensen die lichamelijk of psychisch lijden, mensen die leven in armoede of die eenzaam zijn.

Ik herken Gods Geest in de talloze vrijwilligers in onze parochies, die zich, overeenkomstig hun persoonlijk charisma, inzetten voor één van de parochiale verenigingen of werkgroepen. Ik herken Gods Geest bijvoorbeeld in parochies waar men erin slaagt vormselcatechese te laten uitgroeien tot catechese voor het hele gezin en waar ouders, die weggegroeid waren van Kerk en geloof, echt tot geloof komen.

Ik herken Gods Geest ook in de nieuwe bewegingen die in onze samenleving kleine, levendige geloofskernen vormen, van waaruit evangelisatie mogelijk is.

Gods Geest is werkzaam op vele plaatsen. Het is aan ieder van ons om ons open te stellen voor die Geest en zo instrumenten te worden van Gods liefdevolle aanwezigheid.