zondag 4 mei 2014

Our Father Who Art In The Tree

Onlangs zag ik een film die mij erg heeft bekoord. Bij het zien ervan moest ik denken aan de verrijzenisverhalen die we met Pasen en in de daarop volgende week hebben beluisterd, maar ook aan het Evangelie van de tweede Paaszondag: het verhaal van de ongelovige Tomas.

De film heet The Tree, een prent uit 2010 (met Charlotte Gainsbourg in de hoofdrol), naar het boek van Judy Pascoe met de titel Our Father Who Art In The Tree, letterlijk vertaald: Onze Vader die in de boom zijt.

Het verhaal gaat over een jong gezin met vier kinderen, de familie O’Neil. Ze leiden een gelukkig leven ergens op het Australische platteland tot het noodlot hen treft: vader O’Neill wordt op zekere dag, wanneer hij terugkeert van zijn werk, getroffen door een hartaanval en sterft. Dit gebeurt wanneer hij nog achter het stuur van zijn wagen zit en net thuis komt aangereden. Hij komt tot stilstand tegen de reuze-vijgenboom die naast het huis staat. Eén van de vier kinderen is ervan overtuigd dat haar vader verder leeft in die boom en dat hij tot haar spreekt doorheen het ruisen van de bladeren.

Het is haar manier om met het verlies van haar vader om te gaan, maar tegelijk helpt dit haar niet vooruit. Ze klampt zich krampachtig (ook letterlijk!) vast aan de boom als aan haar vader. Ze wil niet begrijpen en aanvaarden dat nu de tijd gekomen is voor een andere manier van verbondenheid met hem, dat haar vader bij haar aanwezig blijft, maar niet in de gedaante van een boom.

We willen ons aan wie ons dierbaar is steeds vastklampen, hem of haar voor altijd vasthouden. Wanneer Maria Magdalena bij het graf komt en ontdekt dat de man die haar toespreekt Jezus is, dan wil ze zich aan Hem vastklampen. En Jezus maakt haar duidelijk dat Hij niet meer aanwezig is als voordien: “Houd Mij niet vast”, zegt Jezus, “want Ik ben nog niet opgestegen naar mijn Vader.”

En ook de apostel Tomas wil Jezus in levende lijve zien: de tekenen van de nagelen in zijn handen, en zelf zijn hand in de zijde van Jezus kunnen leggen, “anders zal ik zeker niet geloven”, zegt hij.

Waarom zijn wij, mensen, zo gehecht aan het zichtbare en tastbare? Het Evangelie wil ons duidelijk maken dat er nu een nieuwe tijd begint. Jezus zegt: “Zalig die niet gezien en toch geloofd hebben.”

De geloofssprong waartoe we hier worden uitgenodigd vinden we ook als rode draad terug in het Oude Testament. Het is het verhaal van een God (van een Vader!) die zijn volk niet in onvrijheid en jammerklacht gevangen houdt, maar die met zijn volk meetrekt en het bevrijding en nieuw leven schenkt. Het is geen God die we kunnen ontdekken in allerhande natuurfenomenen – we vinden dit vandaag soms terug in bepaalde nieuwe vormen van heidendom. Onze joods-christelijke God en Vader is een God die zich telkens openbaart waar mensen bevrijding, gerechtigheid, liefde, nieuw leven ervaren.

Wat we van onze God kunnen zeggen, geldt ook voor Jezus. En Jezus heeft bij zijn hemelvaart, dus op het moment dat Hij eens en voor altijd aan het zicht van zijn leerlingen werd onttrokken, tot hen gezegd: “Ik ben met jullie alle dagen tot aan de voleinding der wereld.” Dus ook vandaag trekt Jezus met ons mee.

En in het Evangelie van Beloken Pasen zegt Hij: “Als gij iemand zonden vergeeft, dan zijn ze vergeven, en als gij ze niet vergeeft, zijn ze niet vergeven.” Met andere woorden: telkens wanneer wij anderen kunnen vergeven, telkens wanneer wij anderen kansen op een nieuw leven, op een nieuw begin, schenken, telkens waar wij bevrijding helpen groeien – zoals ook Jezus deed tijdens zijn leven – ontdekken wij een glimp van zijn aanwezigheid, is Hij met ons, alle dagen van ons leven.

In The Tree, trekt, naar het einde van het verhaal toe, een verwoestende storm over het gebied waar de O’Neils wonen. Van hun huis blijft niets meer over. De moeder is nu wel verplicht om met haar kinderen weg te trekken, weg van de plaats waar ze hebben gewoond, weg van de boom ook. Het maakt een nieuwe verbondenheid met de overleden vader mogelijk, een verbondenheid die letterlijk leidt naar nieuwe horizonten, naar een nieuw leven. Dat is ook wat vader O’Neil zou hebben gewild. Hij zal met hen meetrekken.

In het begin van de film zien we hoe hij als vrachtwagenchauffeur instaat voor het transport van prefab woningen. Tegen de achtergrond van het verhaal geen toevallig beeld: Waar je met je hebben en houwen ook naartoe trekt, ik zal steeds met je meetrekken, ik zal steeds bij je zijn. “Ik ben met jullie alle dagen tot aan de voleinding der wereld.”